Hebben wij het recht op dit land? Welzeker! – zullen de meesten van u zeggen. Wat is dat voor een vraag? Natuurlijk. Kijk maar naar de Bijbel, en God en Mozes. Hebben wij niet al die eeuwen trouw gebeden om Zion? Inderdaad, maar dat ging hoofdzakelijk over een spiritueel idee. Weinig gelovigen hebben zich opgemaakt om het land werkelijk te bevolken. Het ging er om hier te sterven en te worden begraven.
Dat veranderde onder de bezielende leiding van de familie Rothschild, toen orthodoxe buurten ontstonden, die zich wierpen op de landbouw.
De grote omslag kwam met Herzl, en zijn nogal precieze plannen voor een Joods land in Palestina. Het was mooi bedacht, en zijn ideeën zetten een vrij massale beweging in gang, maar rechten ontlenen wij nog steeds niet aan zijn visie.
Een van mijn grootvaders, een zionist, steunde de eerste Joodse boeren in Ramataïm (thans Hod Hasharon). Zijn overleden zoon werd zelfs ereburger van dat stadje; een ingewikkeld verhaal voor een andere keer.
Mijn andere grootvader, niet minder bevlogen ten aanzien van het pijnlijke lot van de Joden in Oost-Europa, zag het minder zitten in het roerige Midden-Oosten, en was actief in de beweging van Israel Zangwill, de ITO (de Jewish Territorial Organization), die het eindpunt van de Joden eerder haalbaar vond met een eigen land ergens in Afrika. Het moet mij hier wel van het hart dat deze beweging nooit erg aansprak bij de Oost-Joden, en de Afrikaanse negers zouden zich in de loop der jaren wellicht ook gaan afzetten tegen die blanke vlek in hun midden. Er is dan ook nooit iets gekomen van 'ITO-land'.
Een politiek hoogtepunt in dit betoog was de verklaring van de Britse lord Balfour, waarin hij de Joden een eigen land beloofde. Wat de lord over de Joden dacht is niet bekend, maar hij vond het vast verkieslijker om ze in Palestina te concentreren dan in het Londense Whitechapel, zo naast de deur. Palestina was na de Eerste Wereldoorlog een Brits mandaatgebied geworden. De vraag blijft of de Britten binnen hun opdracht wel zo ver mochten gaan als ze toen deden.
Het meest dicht bij 'Recht' komt het verdelingsplan van de Verenigde Naties, volgens welke een Joodse en een Arabische staat naast elkaar zouden verrijzen. Ongetwijfeld speelde de herinnering aan de zo recente Sjoa daarbij een overweldigende rol. De Arabische landen hebben dit plan nooit aanvaard, en hebben hun oorlog – tegen alle verwachtingen in – duur betaald. Ik kan mij in dat plan van de VN wel vinden wat recht betreft, beter dan in beloftes van eeuwen geleden, hoewel die zeker meetelden bij het succes van de zionistische beweging.
En ten slotte een persoonlijke noot, en dan mag ik best wat minder stringente argumenten gebruiken. Mijn plaats hier is een voortvloeisel uit mijn opvoeding. Mijn ouders hebben hun zionistische plannen niet metterwoon kunnen uitvoeren, en dat aan hun kinderen overgedragen. Ik heb die uitdaging zestig jaar geleden opgepakt.