Ik krijg geregeld de berichten toegestuurd van Amos Gvirtz met de titel: Zeg niet dat je het niet wist …, waarin gedetailleerd melding wordt gedaan over het hardhandige optreden van de autoriteiten tegen bedoeïenen die hun tenten al jaren hebben staan, of hun kuddes laten grazen waar het opeens werd verboden. En dat is bijna overal. Of tegen Palestijnen die hun dorpen uitbreiden, waarvoor eigenlijk nooit toestemming te krijgen is, dus geschiedt het bouwen uit noodzaak op grote schaal illegaal.
Ik heb het daarbij ook over de verboden waarbij militaire oefengebieden worden afgekondigd, die soms uitsluitend uitgevaardigd zijn met de bedoeling de bewoners te verjagen.
Amos doet dit werk, het rapporteren van onrecht tegenover deze minderheden, al jaren. Dit was bericht #755, in al de jaren van de bezetting. Ditmaal was zijn materiaal afkomstig uit een rapport van OCHA (UN Office for Coordination of Humanitarian Affairs), met een lijst van straffen waar je je tijdens het lezen de ogen bij uitwrijft, zoals: het verbranden van tenten, het kapotslaan van verwarmers op zonnecellen en het wegvoeren van vee. Veel kinderen worden slachtoffer van deze verwoestingen, blijven dakloos, en journalisten en directe hulp worden zo lang mogelijk geweerd door het leger.
Mijn column van deze week is eerder bedoeld om me af te vragen wat het nut is van de ergste, soms draconische strafmaatregelen, dan om in te gaan op de mindere wandaden, die wij regelmatig zelf onder ogen krijgen. Meer specifiek ga ik in op het afbreken van woningen van terroristen.
In eerste instantie worden die maatregelen toegepast als directe straf, maar evenzo als afschrikkend voorbeeld voor anderen die ook plannen zouden hebben ongewenste daden te verrichten; een mening die van hogerhand wordt gehuldigd als zeer effectief zonder dat daar enig bewijs voor is.
De zin van deze straffen, vooral het afbreken van huizen, is een open vraag. Ten eerste, de rechtmatigheid: de veelal jonge, meerderjarige terroristen die deze straf ‘verdienen’ (volgens onze militaire rechtspraak, die nogal stevig afwijkt van echte rechtspraak), wonen vaak nog bij hun ouders. Het ouderlijk huis wordt dus verwoest. Dit soort straf is in geen enkel normaal land gangbaar en is bij internationale wetgeving verboden.
Dan de vraag van preventief nut. Daarover zijn vele geleerde documenten geproduceerd, met meningen voor en tegen, mede over andere grote misdaden, zoals moord. Een mens met normen en waarden is geen moordenaar; de straf zal hem niet hoeven afhouden van moord, omdat die daad niet bij hem opkomt. Er is een school die zegt dat moorden een gedachte of een daad is van individuen zonder normen en waarden, bij wie de angst voor die straf gewoon niet bestaat, de dader niet beroert, en die dus niet preventief kan werken.
Dat zit mogelijk anders bij 'vrijheidsstrijders' die wij terroristen noemen.
Het lijkt er ook op, als ik zie en hoor hoeveel huizen van opstandige Palestijnen wij door de jaren heen al met de grond gelijk hebben gemaakt, dat het preventieve effect op de potentiële terrorist niet zo'n vaart loopt. Maar wij gaan rustig door met deze inhumane gewoontes. Er moeten betere wegen mogelijk zijn – bijvoorbeeld tot een politiek vergelijk komen?