Beschouwingen naar aanleiding van woorden en daden van Erik Ader.
Aangezien ik eerder over deze zaak heb geschreven (in het tijdschrift De Brug van SIVMO, dat dezer dagen verschijnt), wil ik dit verhaal zeer kort samenvatten om een specifiek aspect ervan te belichten.
Erik Ader is de zoon van een Nederlandse verzetsheld, dominee Bastiaan Jan Ader. Ter ere van deze bijzondere man, die vele Joden redde in de Tweede Wereldoorlog en daarvoor met zijn leven moest betalen, is er door het Joods Nationaal Fonds een bos geplant op de ruïnes van een verwoest Arabisch dorp, Beit Natif. Pas na jaren drong het tot Erik Ader door dat de nagedachtenis en de naam van zijn vader werden gebruikt (of zelfs misbruikt) om de sporen en de herinnering aan dit dorp uit te wissen. Hij zag dit met groeiend ongenoegen aan en kwam nu naar Israël om een daad te verrichten in deze zaak. Hij organiseerde een bezoek aan de resten van het bewuste dorp, en vroeg excuus aan de oorspronkelijke Arabische bewoners – die destijds werden verdreven of vluchtten naar vluchtelingenkampen of andere dorpen – voor het gebruik van de naam van zijn vader voor het verdere uitwissen van de sporen van hun dorp. Parallel hiermee wordt er onder zijn auspiciën een nieuw, even groot bos geplant bij een Palestijns dorp, waar sommigen van de vroegere inwoners van Beit Natif zich vestigden.
Een kort bericht over het bezoek van Erik Nader en een uitgebreidere geschiedenis van Beit Natif zijn te vinden op de website van Zochrot.
De achtergronden van dit hele gebeuren gaan natuurlijk terug tot de oorlog tussen Joden en Arabieren omstreeks 1948. Bij de rondleiding werd niet verheeld dat hier tussen de verschillende Arabische en Joodse dorpen strijd is geleverd, met doden aan beide kanten. De overwinnaar, in dit geval Israël, heeft niet geschroomd een deel van het hem toegewezen en veroverde gebied van Arabieren vrij te maken. Zeker niet fijngevoelig, maar dat zijn de gevolgen van een oorlog.
Het probleem van de Arabische vluchtelingen wil ik niet bagatelliseren. Er is deze mensen in niet weinig gevallen onrecht aangedaan. Het Arabische vluchtelingenprobleem is moedwillig in stand gehouden, met hulp van UNRWA, en we zitten nu met enorme aantallen die allen het etiket ‘vluchteling’ opgeplakt krijgen, inclusief nakomelingen tot de vierde of verdere generatie.
De tegenhanger van dit probleem is dat de jonge staat Israël belangrijke aantallen Joodse vluchtelingen heeft opgenomen, wier leven onmogelijk was geworden in hun eigen Arabische moederland, waar ze generaties lang hadden gewoond. Zij zijn met veel inspanning opgenomen en geïntegreerd in Israël. Ik ga niet in op getallen van destijds beiderzijds, die elkaar waarschijnlijk niet veel zullen ontlopen.
Mijn probleem met dit gebaar van Erik Ader is dat het illusoire hoop geeft. Enkele nakomelingen van de oorspronkelijke bewoners van Beit Natif waren ook aanwezig op deze dag. De hoop op terugkeer leeft sterk onder deze bevolking, ook bij de nakomelingen. Die wordt voortdurend gevoed door hun ouders en de omgeving, vooral in vluchtelingenkampen. Ik zie die terugkeer niet zo gebeuren, mede vanwege de eerder genoemde – onvrijwillige – uitwisseling van bevolkingen meteen na de oorlog van 1948, bij ons de Onafhankelijkheidsoorlog, bij de Arabieren de Nakba. Hoogstens een klein, symbolisch, aantal mensen kan terugkeren, en misschien zou een soort financiële vergoeding kunnen helpen, waarvan overigens niet zeker is dat de andere kant die zal accepteren. Daarenboven zal door de uitbreiding van de naburige stad Beit Shemesh binnen een decennium het hele gebied van het voormalige Beit Natif wordt opgeslokt.
Mijn vrees is dat een ceremonie zoals georganiseerd door Erik Ader – ook voor mij om van zijn kant totaal begrijpelijke en acceptabele redenen – die hoop weer aanwakkert. Die illusie staat elke vrede in de weg. Ik ben het er volledig mee eens dat de Israëli’s begrip moeten opbrengen voor het leed van toen. Het is geen gemakkelijke ervaring, zelfs voor ons Joden, om door een totaal onherkenbaar verwoest dorp te lopen, waar geen steen op de andere staat, en waar de begraafplaats open ligt en menselijke botten voor ieder zichtbaar zijn. Eerbied voor de doden is toch wel een minimum eis!