Al enkele weken wordt er op zaterdagavonden gedemonstreerd op bruggen in de omgeving van Tel Aviv. Op de brug over de snelweg, door mij verkozen omdat hij zich op loopafstand van huis bevindt, demonstreert men tegen de herverkiezing van Netanjahoe, met zwarte vlaggen, of de leuze Kom niet terug!
Mijn echtgenote, Annelien, is van een wat andere overtuiging, namelijk dat de bezetting verderfelijk is voor de democratie, en staat op een andere brug. Dat is allemaal heel mooi.
De tegenpartij, die ik voor het gemak fascisten noem, scheldt op ons, duwt, probeert de plakkaten af te nemen en raakt soms slaags met ons handjevol demonstranten; dat alles is te zien op video. Meestal is het eind van de confrontatie dat één partij met vlaggen en leuzen aan de noordkant van de brug staat, en de andere aan de zuidkant, rug aan rug. Dat is nog eens democratie.
Natuurlijk hebben we allemaal ook de Israëlische vlag bij ons, om te tonen dat we het beste voor hebben met dit land. Een aardige variant is dat sommige demonstranten de nationale vlag in het roze hebben uitgevoerd, om van hun linksheid te getuigen. Dat geeft iets milds, in plaats van dat harde blauw.
Soms krijgen we instemmend getoeter van de automobilisten die onder de brug door racen, zo van toet-toet-tet-tet-tet. Maar dat is echt de minderheid. Daarbij vraag ik me af wie wij overtuigen – of staan we daar voor de overtuigden?
En wat zeggen jullie van de hoopvolle rede van onze premier Yair Lapid bij de Verenigde Naties?
Well said. En nu daden!
Sjana tova. Op naar 5783!