Waar komt onze matze vandaan? Wij kennen natuurlijk allemaal het officiële verhaal, zoals ons in de bijbel wordt verteld. Toch rijzen er meteen enkele problemen met deze versie van het ongerezen brood. De haast van het bakken is natuurlijk een belangrijk element bij dit historische gebeuren, maar het verbod op het gebruik van zuurdesem gaat daaraan vooraf. In Sjemot 12:19-20 werd dat al door God aangemakeld, dus het deeg dat voorbestemd was voor de grote reis, was in elk geval al minder geschikt om mooie broden te bakken. Daarenboven is het niet onaannemelijk dat er niet nog even rustig thuis werd gebakken, maar dat er onderweg gewerkt moest worden, met gesprokkelde houtjes en platte stenen, en niet op de luxueuze bakovens op het erf. Dus er kwam nog minder van terecht.
De haast die in de bijbel vermeld wordt, gaat trouwens eerder over het voorbereiden van het Korban pesach, dat snel, nauwelijks bruin geroosterd, meegegrist moest worden voor de laatste bus vertrekt. “Met uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het eten” Sjemot 12:3). Daar lijkt ons uitgebreide pesachmaal ook niet echt op, met al dat luie leunen.
Als de uitvinding van de matze aan de Joden mag worden toegeschreven bij de uittocht uit Egypte, dan kleven daar ook enkele bezwaren aan. Het bestaan van de matze wordt al ver voor Pesach genoemd, en wel in Beresjiet 19:3, als Lot voor de twee engelen een maaltijd bereidt, "en bakte ongezuurde koeken".
Een verder probleem is dat het in het dagelijkse leven in Cna'an, vooral bij landbouwers en herders, ongebruikelijk was om brood te bakken. Zij aten eerder een soort Irakese pita's, een tussenvorm van een Arabische pita en matza, die er uit ziet als een vaak gebruikte dweil. De Egyptenaren waren fijnproevers en lieten het brood wel rijzen. Daar hadden ze zelfs een meesterbakker voor, Sar HaOfiem. Toen Jozef bij Potifar in dienst werd genomen, was hij dan ook niet verantwoordelijk voor het bakken van brood, dat werd hem niet toevertrouwd als gastarbeider. Het goddelijke verbod op het eten van gerezen broden gedurende de pesachweek kan dus evengoed berusten op het ons afzetten tegen de 'Vleespotten van Egypte', met de daarbij behorende overdreven luxe. Het is ook niet ondenkbaar dat de slaven in Egypte helemaal niet aan het bakken van echt brood toekwamen, dat zo'n genoegen voorbehouden bleef aan de 'Heren van het Land'.
Er bestaat een enorme hoeveelheid uitleg en pilpoel om deze tegenstrijdigheden te verklaren en te verdoezelen. Zo werd mij voorgeschoteld, voor het parallellisme, dat Lot ook zo'n haast had om weg te komen, maar het gedonder daar begon pas na de maaltijd, toen de omwonenden vervelend begonnen te doen. Daarenboven zou het toen net al de pesachtijd zijn, hoewel Lot daar natuurlijk nog nooit van gehoord had, want de geschiedenis was nog niet zo ver voortgeschreden. Ik denk dat die Irakese pita daar het gewone eten was. Lekker vlug klaar.
Dan blijft er een etymologisch probleem. Waar komt het woord matsa vandaan? Het etymologische woordenboek van Ernest Klein schrijft het toe aan 'matsats', droogmaken, uitpersen. Anderen komen met de basis 'natsah', zich haasten. Etymologie is altijd een fantasievol vak geweest.
Een ander aspect van Pesach, en dat werd ons in de kinderbijbel niet verteld, is dat alle nieuwe slaven die mee wilden met de Joden op de uittocht, en die ook wilden genieten van de haastig gebakken matzes, eerst nog snel even besneden moesten worden. Dat kan niet prettig geweest zijn bij al dat sjokken door de woestijn en in het zoute water van de Rode Zee, zelfs niet als daar nauwkeurig door God een pad was drooggelegd. Het zoute water zal toch wel iets naar boven gespat hebben op hun soepjurken.
Deze punten moeten bij de volgende seider eens diepgaand behandeld worden.