Zoals ik vorige week al min of meer aankondigde, volgt nu het verslag over de bijeenkomst georganiseerd ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van Yesh Din, een organisatie van vrijwilligers voor mensenrechten. Deze groep komt vaak op voor rechten van Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever (WJ), binnen de mogelijkheden van de Israëlische rechtspraak.
De bekendste advocaat van deze groep is Michael Sfard, die zijn zaken vaak doorzet, vooral ten aanzien van principiële problemen, niet zelden tot de hoogste regionen van de Israëlische rechtspraak.
Zo'n 130 belangstellenden kwamen samen voor dit symposium, velen om duidelijke redenen al geïdentificeerd met het vredeskamp.
Ik geef de behandelde onderwerpen niet in alle volledigheid weer.
Op de WJ worden twee soorten rechtspraak bedreven. Voor de Israëlische bewoners geldt het Israëlische recht, en de ongeveer 600.000 bewoners/settlers aldaar worden zonodig voor Israëlische rechtbanken binnen Israël gedaagd. De bezette Palestijnen, ruim twee en een half miljoen, vallen onder Israëlisch militair recht, met rechtbanken op de bezette WJ, die totaal andere normen en strafmaten hanteren. Soms wordt het voormalige lokale recht ter plaatse, het Jordaanse recht van voor 1967, of het Ottomaanse van nog eerder, toegepast, voornamelijk over grondbezit. Boven dit alles zweeft het internationale recht, dat zich bezig houdt met wat wel en niet mag in bezette gebieden. Aangezien Israël al jaren de WJ niet als bezet gebied beschouwt, speelt dit een ondergeschikte rol in dit verwarde spel. Dit maakt het allemaal niet eenvoudiger, maar het zal de onbevooroordeelde lezer duidelijk zijn dat in deze warboel de Palestijn bijna altijd aan het kortste eind trekt.
Op de WJ hebben wij vaak te doen met agressie van settlers tegen bezit van Palestijnen: boomgaarden worden in brand gestoken, gestolen of op één of andere manier vergiftigd. Ofwel lichamelijk letsel van Palestijnen veroorzaakt door settlers. Dit is ideologische misdadigheid. De politie en het leger, die hier in eerste instantie mee te maken hebben, zijn meestal bij voorbaat op de hand van de settlers. Als er al door de Palestijnen een klacht wordt ingediend (zie verderop), dan wordt er traag gereageerd en met weinig animo onderzoek verricht. De meeste klachten verdwijnen in de prullenmand wegens 'gebrek aan bewijs'. Het zal u dan ook niet verbazen dat over de jaren minder dan twee procent van de Palestijnse klachten tot een veroordeling heeft geleid, en de straffen zijn zeer mild.
Een Palestijnse medewerker van Yesh Din vertelde ons waarom er zo weinig geklaagd wordt over de veelvuldige vandalistische wandaden van de settlers: de politieposten zijn alle gelokaliseerd binnen settlements. U kunt zich voorstellen dat de bewakers aan het hek van zo'n Joodse nederzetting een Palestijn niet gauw binnen zullen laten, en zeker nog minder als de Palestijn zegt dat hij op weg is naar het politiebureau om een klacht in te dienen. Yesh Din probeert dit probleem te omzeilen door de Palestijnen te helpen met het opstellen van de klachten over schade, en die dan schriftelijk aan de politie door te geven.
Een naar mijn smaak opmerkelijk geluid hoorden wij juist van iemand die zijn carrière gemaakt had in de juridische afdelingen van de politie en in de regering. Hij vond dat het bestaan van twee rechtsstelsels binnen één gebied ongewenst is. Hij zou voor een ieder op de WJ hetzij Israëlisch recht, hetzij militair recht willen zien, omdat twee stelsels de zaken corrumperen. Hij gaf toe dat hij daarin nogal alleen stond en dat er geen schijn van kans is dat zo'n idee ooit uitgevoerd zal worden.
Yesh Din, samen met veel andere NGO's die mensenrechten in hun vaandel voeren, is in de loop der jaren als een Israël-vijandige organisatie gebrandmerkt. Dit punt komt steeds weer terug met dreigende wetgeving, die de 'humanitaire' NGO's wil verbieden belastingvrij te opereren, wat hun werk praktisch onmogelijk zou maken. Ook mijn vereniging van artsen, Physicians for Human Rights (PHR), zit in datzelfde schuitje.
Een belangrijk punt van de discussie binnen het laatste panel ging over de rol van Yesh Din als organisatie die opereert binnen het bestel van de bestaande bezetting. Een soortgelijke discussie wordt gevoerd binnen PHR. Wij spelen in zekere zin mee met de bezetting, wij gedragen ons volgens de bestaande regels alsof die bezetting normatief is, en verlenen zo een zekere mate van erkenning en legitimatie aan die abnormale toestand. Het alternatief is dat ons soort NGO's ophoudt diensten te verlenen, en zelfs stemmen werden gehoord dat er door de welwillende vredesgroepen veel agressiever geprotesteerd moet worden tegen de bezetting. Dat werd niet in zijn algemeenheid geaccepteerd.
Hoe dat ook zij, de verwachting is dat de huidige situatie nog jaren kan duren. Een Israëlische auteur probeerde aan het eind van de avond al deze tegenstrijdige gedachten literair samen te vatten, maar dat lukte slechts zeer gedeeltelijk. Er blijft nog veel werk te verrichten.