Velen onder ons die zich de laatste maanden hebben beziggehouden met de onopgeloste vragen rondom de Maror-gelden, zullen met grote verwachting hebben uitgekeken naar de 20e augustus. Gisteren vond in Den Haag een belangrijke bespreking plaats onder auspiciën van het Nederlandse Ministerie van Financiën, waar alle partijen waren uitgenodigd om hun standpunten toe te lichten, zowel degenen die menen dat er geen problemen bestaan, als de personen die betwijfelen of alle financiële transacties over de jaren geheel volgens de regels zijn uitgevoerd.
Het ministerie draagt een zekere overkoepelende verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van deze veelomvattende restituties en moet zich op grond van de aangeboden gegevens een beeld zien te vormen van de gebeurtenissen. De twijfels zijn uitgebreid voorgelegd aan een groot publiek in een publicatie van de Volkskrant, en er is zodoende bij de betreffende gemeenschappen, in Nederland en in Israël, een niet geringe mate van onrust verspreid. Uiteindelijk moet er dan een beslissing komen of er plaats is voor een grondiger onderzoek in deze materie, waar het meest passend lijkt te zijn het inschakelen van een forensische accountant die het hele ingewikkelde spectrum van instanties door kan lichten, over het hele geldtraject.
De Maror-gelden betreffen de restitutie van gelden die ooit de Nederlands-Joodse gemeenschap toebehoorden en die volgens bepaalde sleutels verdeeld zijn over slachtoffers en overlevenden van de Sjoa. Het komt onze gemeenschap toe om voor eens en altijd een afsluitend antwoord te krijgen op de vraag of er met deze gelden met de uiterste nauwkeurigheid is gehandeld volgens de hoogste ethische normen.
Wij zien met belangstelling uit naar de beslissingen van het Nederlandse Ministerie van Financiën.