Over het vaststellen van de specifieke datum voor die herdenkingsdag in Israël is nogal te doen geweest. Hij ligt omstreeks het uitbreken van de opstand in het getto van Warschau. Hij mocht vooral niet worden gekoppeld aan de rouwdagen voor de verwoesting van de twee tempels, wat misschien voor minder gelovigen voor de hand had gelegen.
Omstreeks die periode geven mijn echtgenote Annelien en ik vaak meerdere lezingen, voor scholen, oudeliedenclubs en sinds een paar jaar in het kader van ‘Herdenking in de huiskamer’, een organisatie die avonden met overlevenden organiseert met een publiek van familieleden, buren en andere geïnteresseerden.
Wij hadden altijd vooral veel zin in het spreken voor scholen, omdat we ons voorhielden dat er mogelijk ook een levensles te zien is in ons verhaal. Ik wijs er op dat Annelien en ik een ongebruikelijke combinatie zijn op dit terrein: ik met mijn Joodse kampervaring, en daarna Annelien over de onderduikers in haar ouderlijk huis, die daarvoor heel verdiend Rechtvaardigen onder de Naties zijn geworden. Er is dus zeker een positieve kant aan ons verhaal. Hoe ze elk jaar weer bij ons terechtkomen is ons vaak niet helemaal duidelijk, maar het lukt steeds zonder enige moeite van onze kant ons balboekje vol te krijgen.
Ik moet er op wijzen dat we bij elk verhaal voor die groepen altijd met grote aandacht worden gevolgd, ook in meer schoolklassen samen is het doodstil, en vaak krijgen we na afloop goede vragen. Een genoegen.
En nu het nut van de zaak. Vaak als ik ons volkje zo bezig zie, bekruipt mij een zekere twijfel. Er zijn twee opvattingen in zwang: dit mag ons Joden nooit meer gebeuren, maar mogelijk niet minder: dit mag niemand ooit meer overkomen. We weten maar al te goed dat er haarden van oorlog en onrecht bestaan in de wereld – neem Oekraïne en plaatsen in Afrika die ik niet eens ken. Ik heb nu een probleem dichter bij huis, waarbij ik twijfels heb over de juiste weg.