Waarom worden eerder vertaalde meesterwerken in de loop der jaren zo vaak opnieuw vertaald? Retranslation van Sharon Deane-Cox gaat over dit onderwerp. Een van de boeken die daarin aan de orde komt, is Madame Bovary van Gustave Flaubert. Een ander boek dat uitvoerig wordt behandeld, is van de schrijfster George Sand (schuilnaam van Amantine Lucile Aurore Dupin), La Mare au Diable. Een werk dat de zaken nog ingewikkelder maakt omdat het veel lokale termen in dialect bevat, die zich in de oorspronkelijke uitgave al moeilijk lieten vangen in het gebruikelijke Frans, laat staan in (Engelse) vertalingen. Ook de door haar gebruikte stijl is nogal ongewoon en dat maakte nauwkeurig overzetten in vertaling, zonder verlies van de bedoelingen van de auteur, niet eenvoudig. De schrijfster zelf was in het behoudende Engeland van het begin van de negentiende eeuw een omstreden figuur toen ze bekend werd met haar uitbundige verhoudingen buiten het huwelijk.
Er zijn vele redenen dat een nieuwe vertaling op de markt komt. Ten eerste veranderingen in het socio-culturele karakter van de doelgroep en het gebruik van de doeltaal. Talen zijn levende organismen – woordgebruik verandert, en de eerdere vertalingen kunnen als ouderwets overkomen. Acceptatie van seksuele vrijheid wordt algemener, zodat er in de nieuwere vertaling geen doekjes om hoeven te worden gewonden. Tussen de eerste vertaling van een meesterwerk en de laatste, meest recente versie kan met gemak een eeuw liggen.
Maar ook de vertalers denken vaak dat ze het beter kunnen dan hun voorgangers. Of de uitgever vindt het tijd worden om een makkelijker leesbaar product voor een nieuw en ruimer lezerspubliek op de markt te brengen. Moderne vormgeving kan een rol spelen. En soms ook nieuwe inzichten in de oorspronkelijke tekst maken een nieuwe vertaling nodig en haalbaar. Daarnaast zijn er politieke redenen denkbaar: een bepaald taalgebied kan de indruk krijgen dat zijn culturele en literaire waarden onvoldoende gerepresenteerd zijn op de wereldmarkt, en de gelegenheid te baat nemen om zich op dat toneel in een beter licht te laten zien.
Een theorie dat elke volgende vertaling een verbetering is op haar voorgangers wordt in dit boek van Sharon Deane-Cox sterk bestreden.
Dan blijft het knagende probleem of de vertaler altijd trouw moet blijven aan de bedoelingen van de auteur. Het succesvolle kinderboek Nils Holgerssons wonderbare reis, van Selma Lagerlöf, waar niet weinigen van ons mee zijn opgegroeid, moest Zweedse kindertjes oorspronkelijk tot lering strekken over de aardrijkskunde van Zweden, en wel in opdracht van de Zweedse bond van leraren, ja zeker. Dat werd wat veel van het goede voor kinderen elders op de wereld, en de vertalers hebben dus drastisch in die droge materie gekapt om het verteerbaarder te maken voor hun jonge lezertjes. Legitiem? Waarschijnlijk wel.
Wat ik niet wist, was dat Selma Lagerlöf een boek heeft geschreven, Jeruzalem, over een Zweedse familie, waarvan een tak in 1894 emigreert naar Jeruzalem. De schrijfster bracht voor onderzoek naar de couleur locale van haar boek in 1900 een bezoek aan het American Colony Hotel bij een Zweeds echtpaar dat gedeeltelijk model heeft gestaan voor haar roman.
Dan is er een probleem van het literaire karakter van vertalingen. Dat probleem speelt vooral bij kinderboeken – het wordt te zwaar. Er bestaat nu veel meer de neiging om 'gewoon' te doen. Dat is de reden dat er tegenwoordig nogal wat wordt hertaald. Myriam Du-Nour (of Di-Nur) heeft dit specifieke proces beschreven voor vertalingen van kinderboeken uit de grote wereld naar het Ivriet in de laatste zeventig jaar. De eerdere vertalingen treffen de moderne lezer als archaïsch.
Het onderwerp van 'gewone taal' is tegenwoordig ook zeer in de mode bij Bijbelvertalingen, maar dat komt elders ter sprake.