Het woord balling komt van banneling, iemand die verbannen is. Die ballingschap kan gedwongen zijn, of zelfs als hij vrijwillig genoemd moet worden, zijn er toch vaak elementen in het verlaten vaderland, van leefklimaat, politiek of economisch, die ons noodzaken het vrijwillige element met een vraagteken te kwalificeren. Ik wil het hier hebben over die vormen van ballingschap in de ruimste zin, en dan specifiek over verbannen personen, die schrijvers werden of al waren, en die leerden zich perfect in de taal van hun nieuwe adoptief-land uit te drukken.
Het begon natuurlijk allemaal in het paradijs, maar er is sindsdien in de wereld zoveel verbannen, met zoveel pijn, dat zo'n onderwerp een heel boek kan vullen. Ik probeer me te concentreren op schrijvers die omstreeks de wereldoorlogen een goed heenkomen moesten vinden, en daaronder zullen noodzakelijkerwijs niet weinig Joodse auteurs figureren, en de lijst zal verre van volledig blijken. Dat is ook niet de bedoeling. Ik houd me ook niet bezig met diegenen die in den vreemde hun moedertaal bleven hanteren. Dat gebeurde trouwens in de meerderheid van de gevallen van verbannen en gevestigde schrijvers. Een goed voorbeeld is Stefan Zweig, die het Duits trouw bleef. Een bekende auteur als Lion Feuchtwanger achtte het niet mogelijk dat de ontheemde schrijvers ooit een voldoende mate van vloeiendheid in een tweede taal zouden kunnen bereiken. Het gaat mij dus in dit licht specifiek over het overstappen op het gebruik van een tweede taal, wat ook wel als een 'linguïstische metamorfose' werd beschreven. Buiten mijn tijdsbestek vallen vele beroemde voorbeelden; ik noem Joseph Conrad (te vroeg), die het Engels perfect leerde schrijven en zijn leven lang een zwaar accent hield. En Eva Hoffman (te laat) met Lost in Translation. Binnen de periode die ik mezelf stelde vallen Klaus Mann, Arthur Koestler, Vladimir Nabokov, George Tabori.
Klaus Mann, de zoon van Thomas, kwam in aanvaring met het nazi-regime in 1936 door zijn roman Mephisto (die in Amsterdam werd uitgegeven) en moest Duitsland verlaten. Na omzwervingen kwam hij in Amerika terecht. Zijn roman Der Vulkan was in 1939 nog in het Duits geschreven. Hij werkte daarna in het Amerikaanse leger, en zijn literaire productiviteit, weliswaar in het Engels, liep sterk achteruit.
Arthur Koestler was van Hongaarse origine en studeerde in Oostenrijk. Hij schreef zijn eerste beroemde boek, Darkness at Noon, nog in het Duits. Het werd in het Engels vertaald door zijn vriendin Daphne Hardy. Na dit grote succes ging hij over op het Engels met Scum of the Earth, over zijn internering in het Franse kamp Vernet.
Vladimir Nabokov zwierf vanaf 1917 door verschillende landen, via Engeland, terug naar Berlijn, in 1937 Frankrijk, tot hij uiteindelijk in 1940 in Amerika belandde. Daar schreef hij zijn beroemdste werken rechtstreeks in het Engels.
In Engeland woonden een aantal minder bekende auteurs met Duitstalige achtergrond, die zich in hun nieuwe land toelegden op in het Engels geschreven detective- en misdaadromans met een anti-nazi ondertoon. Ook de belevenissen van vluchtelingen speelden daarin een rol. Het Britse publiek voor en in de Tweede Wereldoorlog was meer gediend van populistisch vertier dan van boeken met directe aanvallen op de Duitse politiek, en deze schrijvers richtten zich naar de vraag van de markt. Een van die minder bekende personages is George Tabori, Hongaar van geboorte; hij ontvluchtte de nazi's en vestigde zich in Engeland, later Amerika. Was actief als vertaler, scenarioschrijver en schrijver (in het Engels).
Ook in Israël hebben schrijvers zich na hun immigratie gewend aan het Ivriet als nieuwe taal voor hun literaire werk; een goed voorbeeld is Ephraim Kishon. Zoals een vriend van me eens zei toen we het hadden over immigranten en onze problemen met het integreren in een nieuwe en vreemde cultuur: “We are all displaced persons.”
Voor een anthologie met allerlei aspecten en citaten aangaande ballingschap, zie The Oxford Book of Exile, ed. J. Simpson, Oxford University Press 1995.