In een boek dat over een geheel ander taalkundig onderwerp ging, kwam ik een korte passage tegen over de gevoelswaarde van woorden die met een bepaalde lettercombinatie beginnen. In het specifieke geval ging het over de combinatie gl-, die in het Engels op licht zou duiden, met als voorbeelden glow, glass, glare.
Elders werd beweerd dat de Engelse klankcombinatie –ump, zoals in bump, clump, dump, hump, lump, en thump een onhandige botsing zou suggereren, en niemand minder dan George Orwell stelde dat plum- of plun-, zoals in plumb, plunge en plummet iets heeft van een bodemloos vat of een zee.
De klank van woorden heeft eigenlijk normaliter geen enkel verband met de betekenis van dat woord. De enige uitzondering hierop is de onomatopee, die fonetisch is ontstaan door nabootsing van een geluid of actie waar hij op duidt.
Bij zoeken op internet en in de universiteitsbibliotheek, nota bene in Amsterdam, kon ik niets over het onderwerp gevoelswaarde in het Nederlands vinden. Dus moest ik zelf op onderzoek uit.
In de eerste plaats natuurlijk begonnen met gl-. En warempel, het werkt ook in het Nederlands: glas, glans, glimmen, gloeien, gloren, gloed, glitter en misschien ook: glorie, glunder, glazuur.
Een woordbegin met wr- geeft een onaangename connotatie: wrat, wraak, wrak, wrang, wreed, wroeging, wringen, wriemelen, wrevel, wrijving, wrok. Woorden beginnend met dw-: dwaas, dwars, dwaling, dwang, dweil, dwepen hebben iets negatiefs, maar dwerg is neutraal.
Een andere combinatie, zw-, bevat een reeks woorden met een wat zwaarder-op-de-handse betekenis en een wat ongunstige connotatie: zwart, zwaar, zwak, zweer, zweet, zwavel, zwam, zwerk, zwoel, zwijn, zwijm, zweep, zwelgen, zwetsen, zwalken, zwikken, zwadder. Daarentegen doen zwaan, zwaluw, zwerm, zwellen, zweven, zwijgen, zwezerik weer neutraal aan.
De aanvangscombinatie kw- is niet altijd positief: kwab, kwal, kwaad, kwast (in de zin van aanstellerig persoon), kwibus, kwelling, kwijl, kwistig, kwijnen, kwebbel, kwetteren, kwezel, kwijt. Daarentegen is er niets tegen kwiek, kwik, kwartel of kwast (voor verf).
Woorden die beginnen met str- hebben iets negatiefs over zich: straf, streep, striem, stroef, streek, strop, strot, strak, stram, strik (om dieren te vangen), struif, stront. Niet alles is zo somber; er valt weinig kwaads te zeggen over stroop, stroom, straal, strik (in het haar van een jarig meisje), strelen, streven, strand.
Als een werkwoord op –ikken eindigt, betreft het een relatief kortdurende handeling: wikken, wrikken, mikken, bikken, slikken, stikken, tikken, likken, strikken, pikken, prikken.
Werkwoorden met –okken hebben iets onaangenaams: mokken, bokken, gokken, schrokken, wrokken, dokken, slokken, fokken, schokken.
Het is duidelijk dat veel lettercombinaties aan het begin of middenin woorden volledig neutraal zijn, en evenveel positieve als negatieve betekenissen opleveren met de bijbehorende associaties. Ik heb geprobeerd wat meer specifieke voorbeelden te vinden, waar de betekenis duidelijk overhelt in een bepaalde richting. Wat niet zeggen wil dat na diep nadenken er nooit iets in tegengestelde richting denkbaar is.
Dat woorden een aangename of minder prettige betekenis hebben is hier niet aan de orde. Rozengeur is prettiger dan mestvaalt. Maar de kleur van een woordgeluid zelf is andere koek. Hierover is in het verleden onderzoek gedaan: Duitse onderzoekers boden aan proefpersonen twee tekeningen aan, een met vloeiende lijnen, en een andere met hoeken en puntige formaties. Daarna werden twee gefantaseerde 'vaktermen' aangeboden, die dit soort tekening beschrijven, namelijk takete en maluma. De proefpersonen moesten bepalen welke term op welke tekening paste. Het zachte, melodieuze woord maluma werd met overweldigende meerderheid gezien als passend voor de vloeiende lijnen, en het harde takete voor de hoekige tekening. Deze resultaten werden gedupliceerd in Amerika en in Tanganjika, dat wil zeggen dat dit gevoel voor coloriet van een woord mogelijk universeel is.
Ik houd me aanbevolen voor verdere gedachten en overtuigende voorbeelden op dit gebied.