Al vele jaren redigeer ik teksten. Voor de bewonerskrant van het Israëlische ouderenhuis Beth Juliana in Herzliya voor (ex-)Nederlanders, voor Aleh, het blad voor de Nederlandse gemeenschap in Israël van de IOH (Hollandse Immigranten), en voor het Nedforum, een discussieforum voor diezelfde gemeenschap.
Redigeren is niet alleen het corrigeren van de spelfouten (d – dt?) en de stijlfouten (zich wenden aan) die onze inzenders soms maken. Zij zijn zonder meer geëxcuseerd: tussen hen zijn personen voor wie het Nederlands niet de moedertaal is, of ze hebben in de oorlog beslissende schooljaren gemist. Dat is het makkelijke deel. Niet zelden is overbodige wijdlopigheid het probleem. Daarmee heeft de redacteur het al moeilijker, want iedereen is gecharmeerd van zijn eigen productie. En het onderkennen van je eigen overdadigheid in woorden valt ook niet mee, en nog minder het schrappen van mooie volzinnen waar je zo op hebt gezwoegd. Mijn vader noemde dat: “nog eens ruiken aan je eigen drol” – die uitdrukking haal ik vaak en graag aan.
En dan zijn er de inzenders die denken boven de wet te staan, hetzij wegens hun hoge positie in de hiërarchie van onze gemeenschap, hetzij wegens hun zelfoverschatting. Daar mag niet door mensenhand aan worden gesleuteld zonder intensieve e-mailwisseling.
Mijn kwalificaties voor dit werk zijn niet echt duidelijk. Moedertaal, belangstelling voor taal, taalgevoel? Ik vind het ook leuk werk.
Toch is redigeren een kunst die niet uit een boekje te leren valt. Laatst kregen we een artikeltje voor Aleh, waar ik deelneem aan de redigeervergaderingen vóór Aleh als afgewerkt product in de brievenbus valt, met een zin over de treinen van Westerbork naar het verderf. De auteur schreef: “de Joden hadden geen erg in het lot dat hun wachtte”. Dat past natuurlijk niet – je hebt er geen erg in dat een vogel op je rug heeft gepoept, maar dat kan niet bij zoiets ernstigs. De redactie wijzigde de zin in: “… geen idee van …”.