Er was bij Spui25, het Amsterdamse academisch-culturele podium voor lezingen van wetenschappers, schrijvers et cetera een middag over 'Het geheim van de column'. Daar moest ik natuurlijk bij zijn. Maarten Asscher, Ellen Deckwitz, Iduna Paalman, Martin Sommer en Stephan Sanders, allen columnisten bij 'gewone' en internet-media, legden uit wat zij onder dat geheim verstonden. Dat bleef een geheim, want iedere columnist vond weer wat anders. Is het literatuur of journalistiek, moet het persoonlijk of juist afstandelijk, is het een klein essay of mag het niet zo heten? Uiteindelijk bleek alles mogelijk, dat was dus misschien het geheim.
Er werd stilgestaan bij het enorme aantal columnisten van tegenwoordig, per krant zo'n vijftig à zeventig. Dat leek me bijzonder veel, maar ik heb het niet nageteld. Ik voelde me wel aangesproken. Waarom moet ik zo nodig ook nog een column aan die massa toevoegen? Een van de sprekers vond een column op internet niet eens echt, die telde niet mee, zei hij denigrerend. Nou ja, hij was ook al een van de ouderen van het forum en hij werd gelukkig flink tegengesproken.
Men klaagde ook over de slechte betaling van tegenwoordig, dat was vroeger wel anders. Daar kan ik over meepraten. In mijn tijd als journalist verdiende ik met één artikel ongeveer net zoveel als met een week voor de klas staan. Maar ook al kreeg je weinig betaald, dat gaf toch wel meer aanzien, vond de oudere columnist, die gewoon van mijn leeftijd was, dus niet erg met zijn tijd was meegegaan. Een column voor niks was ook geen echte column, zei hij nog. Tja.
Ik heb altijd een trage reactie in zo'n zaal vol mensen, dus was het prettig dat anderen hierop reageerden, ook Iduna Paalman, die onbetaald op internet schrijft. Jong en enthousiast, en vast met een groot bereik onder jongeren, die volgens mij veel minder de krant lezen en zeker niet de gedrukte versie.
Daarom voel ik mij prima hier op de Crescas-website. Zeker als mijn stukjes reacties oproepen, zoals mijn boosheid over het uitnodigen van Isabel van Boetzelaer in Westerbork. En daar is mijn motivatie voor het schrijven van columns: verontwaardiging, boosheid en soms zelfs woede. Vreemd genoeg kwam dát aspect op die middag bij Spui25 helemaal niet aan de orde. Men schreef eigenlijk alleen beschouwend, over politiek, nieuws of persoonlijke aangelegenheden, maar verontwaardiging werd niet genoemd. Daar kwam ik helemaal aan het eind van de middag pas achter en toen ik mijn vinger opstak om dat te zeggen, was de tijd voorbij. Jammer, maar op internet kan ik mijn esprit d'escalier toch nog kwijt.
Is het nu typisch joods, die verontwaardiging over onrecht? Nee, zeker niet, maar vaak ben ik in niet-joods gezelschap de enige die zich uitspreekt. Bij Spui25 niet, ik deed er net iets te lang over om te zien wat er ontbrak.
Zolang er genoeg is om me druk over te maken blijf ik schrijven. Ik noem het openlijke antisemitisme op de Dam en elders, het namenmonument, Westerbork, de NS-'tegemoetkomingen', waar ik het zeker over ga hebben, en vele andere zaken.
Voor mij is dat het geheim van de column: mensen wakker schudden, niet blijven zwijgen. En dan is mijn grote voorbeeld Emile Zola met zijn 'J'accuse', waarin hij het antisemitisme in het Franse leger aan de kaak stelde, de Dreyfusaffaire. Zola werd veroordeeld voor laster en kreeg een gevangenisstraf, die hij ontliep door naar Engeland te gaan. Er zijn ook nu nog mensen die de pers hier graag de mond willen snoeren, maar gelukkig kan ik vrijuit schrijven.
Zola's aanklacht tegen het antisemitisme is van alle tijden, j'accuse blijft hard nodig.