Ik kom graag in sjoel. Ik verloor mijn drempelvrees bij de ‘sjoelentocht’ die Joods Maatschapelijk Werk ooit organiseerde. Dat was nog voordat je je overal moest aanmelden en toen de bewaking nog minimaal was. En dat vonden we toen toch al vreemd, die jongens die je streng aankeken en die wilden weten waarvoor je kwam.
Dat gebeurt trouwens nog steeds. Een (niet-Joodse) vriendin van mij ging vorige week naar het symposium van de jubilerende Vrienden van Yad Vashem in de Uilenburgersynagoge. Ze was vroeg en wachtte bij de poort. Opeens kwamen er twee jonge mannen van de overkant van de straat naar haar toe en vroegen of ze iets zocht. Ze schrok en dacht dat die mannen met een donker uiterlijk haar iets wilden aandoen. Zo zie je maar weer, bewaking is niet normaal in de ‘gewone’ Hollandse maatschappij
Ik vind het dus prettig in sjoel, het licht stroomt door de grote ramen en wisselt elk moment, er wordt mooi gezongen en als je geluk hebt, is de droosje het aanhoren waard.
En soms valt alles samen en beleef je een moment van eenheid en worden de woorden van het Sjema werkelijkheid. Na afloop kom je weer terug op aarde en is er altijd iets lekkers bij de koffie.
Maar vaak voel ik me niet welkom. Een van de sjoels die we met JMW bezochten was een orthodoxe sjoel. Er stond een meneer bij de ingang die de vrouwen van ons gezelschap begroette met de woorden: “U mag naar boven”. Alsof het een gunst was in plaats van een gebod. Een van ons had een broek aan en kort geknipt haar. Zij mocht beneden blijven, een kleine vergissing, maar veelzeggend. Bij een andere orthodoxe sjoel die ik bezocht, was de deur dicht en bij aanbellen verscheen er een hoofd voor het raampje, dat vroeg: “Wie bent u en bent u wel Joods?” Bij weer een andere orthodoxe sjoel draaiden alle dames met hoed zich om op de bovenverdieping en kéken. Mijn zus vertelde dat ze ooit ergens was gaan zitten en dat er toen een mevrouw pinnig zei: “Dat is mijn stoel”. Pas later bedacht m’n zus dat ze had kunnen zeggen: “Pardon, dat was de stoel van mijn grootmoeder”.
Kortom, gastvrijheid is dun gezaaid, niet alleen bij de orthodoxen, ook in een liberale sjoel voelde ik me niet altijd welkom. In de mediene is het anders, daar word je hartelijk ontvangen, alsof ze jaren op je hebben gewacht.
Ik kom uit een geslacht van winkeliers (en daarvoor van marktlieden die, hoe kan het anders, citroenen verkochten), dat zit in mijn genen. “Wees altijd aardig en beleefd tegen iedereen die je winkel binnenkomt, ook al zien ze er uit of ze geen cent te makken hebben. Dat zie je niet aan de buitenkant en ook al kopen ze nu niets, ze komen terug als ze zich welkom voelen”, heb ik altijd gehoord. Een wijze les, maar eentje die veel sjoels nooit hebben geleerd.