Ik zag pas nu de documentaire van Erik Fransman, God schittert door afwezigheid, over zijn zoektocht naar zijn Joodse identiteit.
Familieleden komen aan het woord. Zij vertellen de oorlogsverhalen van hun ouders en henzelf. Onderduik op veel verschillende adressen, verraad en moord, waarover altijd werd gezwegen. De vader en een oom van Fransman zijn strikt seculier, de afkeer van religie en alles wat ermee te maken heeft, wordt keer op keer benadrukt. Ze weten ook niets van het jodendom, ze tonen geen enkele interesse.
Dit heeft natuurlijk de jeugd van Fransman getekend, hij huivert zichtbaar bij het woord 'God' en vraagt niet door, als zijn nicht Vivian, die Joods is getrouwd en in Israël heeft gewoond, zijn angst ziet en zegt dat hij niet zo bang moet zijn. Ze legt uit dat zij in het Hebreeuws de gebeden kan zingen, maar als ze naar het Nederlands kijkt, wil ze niets weten van al dat loven en prijzen van God.
Je ziet in de film een bladzijde van een sidoer met een inderdaad erg ouderwetse vertaling. Dat is het probleem, niet alleen bij Joden, ook christelijke Nederlanders hebben een afkeer van Bijbelse teksten door de soms zwaar verouderde vertaling. Het woord 'Heer' bijvoorbeeld is erg beperkt en veel te concreet voor het abstracte YHVH. Dus wordt religie maar helemaal afgeschreven. Als het alleen is gebaseerd op een strikt orthodoxe opvatting en vertaling, kun je er als moderne seculiere Nederlander inderdaad ook niets mee.
Vivian is Joods op de manier die je ook hoorde van Israëli's in de film, namelijk dat het bij de feestdagen om tradities gaat én vooral om lekker eten met de familie. Dat spreekt Erik wel aan, maar hij weet toch niet wat hij met zijn Jood-zijn aan moet. Hij is het, hij voelt het, maar dan?
Aan het van de film gaat hij naar de Namenwand in de Weesperstraat en zoekt de namen van zijn grootouders op. Daar komen eindelijk zijn emoties los en voelt hij verbinding met zijn roots. Hij spreekt ze toe, alsof de opa en oma die hij nooit heeft gekend, nog leven en belooft ze vaker langs te komen.
Een ontroerend einde, maar, vraag ik me af, is dat voldoende voor hem? Misschien wel, maar hij ziet zijn identiteit zo alleen verbonden met het verlies en de zwaarte van de Sjoa.
Toen wij als naoorlogse Joden in de jaren tachtig en negentig ook naar onze identiteit zochten, hebben we ontdekt dat jodendom niet alleen oorlog is. In Woudschoten merkten we op de JMW-conferenties dat jodendom ook leuk kon zijn. De zwaarte ging er langzaam van af. Dat wens ik Erik Fransman ook toe.