Vorige week weer eens een 'seculiere' crematie bijgewoond. Er werd muziek gedraaid, gekozen door de kinderen, dus mij geheel onbekend, op een sentimenteel lied van Paul van Vliet na. Er werd gesproken door de familie en vrienden, die allemaal zeiden hoe erg het was, wat een groot gemis en hoe bijzonder de overledene was geweest. Ook werden er foto's geprojecteerd, waarop je het leven van de dode zag. Dit keer niet van baby af aan, maar wel zoals altijd vergeeld, met jaren-zeventigkapsels, en op een berg of aan een meer. We liepen rond de kist en daarna was er koffie met cake. Dat was het dan.
Ik blijf dan altijd achter met een loodzwaar gevoel. Logisch, er is iemand dood gegaan. Maar dat is het niet. Het is de zwaarte van het verlies, die op geen enkele wijze wordt opgevangen. Er is niets voor de nabestaanden, er is geen troost, geen opluchting, geen lichtpuntje, hoe klein ook. Het verdriet wordt juist benadrukt door de treurmuziek, de verstikte stemmen en de tranen.
Je kunt op dat moment niets doen om enige troost te bieden. Je zit maar te zitten, met z’n allen in een zwart gat, zonder hoop. En na afloop zijn er alleen de clichés, die je heel kort – er staat een rij achter je – kunt zeggen: wat een gemis, veel sterkte, als ik iets kan doen, enz.
Toen mijn Friese opa overleed in de jaren zeventig van de vorige eeuw was het nog erger. We zaten in de aula en niemand zei iets. Niemand! Er werd alleen klassieke muziek gedraaid.
Ik woonde een tijdje geleden een crematie bij, geleid door een (vrouwelijke) dominee. Wat een verschil! Zij leidde ons door het leven van de overledene, stipte positieve én negatieve dingen aan, introduceerde de sprekers en gaf met kleine opmerkingen aan dat zij er was voor ons, de overlevenden. We werden gehoord en begrepen. Tot slot, na het gemeenschappelijk bidden van het Onze Vader (dat is gewoon het Sjema, hoor), zongen we samen psalm 23. De tekst werd op een scherm geprojecteerd en bijna iedereen zong mee. Je voelde de opluchting, de ontspanning na al die emotie. Na afloop was de sfeer ongedwongen en bijna vrolijk.
De Joodse begrafenissen die ik heb meegemaakt, ademen ook een sfeer van troost en mededogen. Je zit met z’n allen, zelfs op Muiderberg, gewoon door elkaar, en de rabbijn vertelt over zijn ervaringen met de overledene, de familie zegt wat en dan zijn er de psalmen. Troostrijk bij uitstek. Het allermooiste is het Kaddisj bij het graf. Het gebed, uitgesproken voor de doden, maar bedoeld als troost voor de levenden. Er is meer, er is iets groters dat wij niet kunnen bevatten, maar dat ons steunt en optilt. We vragen om vrede voor ons allemaal, rust en harmonie. Dat alles is er nog niet voor de nabestaanden, maar ze krijgen toch een glimp van een betere toekomst te zien.
En na afloop eet je een ei, symbool van het eeuwige leven. Dat heb ik vorige week ook maar gedaan. Een beetje troost kon ik wel gebruiken.