In een podcast van Joods Maatschappelijk Werk praten Rosanne Hertzberger en haar vader Leopold over herdenken. Leopold vindt dat de nationale herdenking op 4 mei teveel verwatert en geeft de voorkeur aan de Sjoa-herdenking in het Wertheimpark.
Rosanne vindt dat er überhaupt teveel wordt herdacht, zeker in de Joodse gemeenschap. Veel te veel wordt er Kaddisj gezegd; het houdt niet op. Ze wil een luchtiger jodendom, zeker voor haar kinderen. Er moet geen vierde generatie slachtoffers komen. Want nu bestaat de Joodse identiteit volgens haar voor een groot deel uit slachtofferschap.
Zoals altijd is ze uitgesproken en dwingend in haar meningen. Haar vader ziet het minder extreem, het is volgens hem een natuurlijk proces van vermindering, dat zie je dus al aan de 4 mei-herdenking, waar álle slachtoffers van oorlogen worden herdacht. Maar het Joodse herdenken moet blijven, zegt hij duidelijk. “Het is er, je kunt het niet wegpoetsen.” En herdenken is ook waarschuwen, het kan wéér gebeuren.
Jammer dat Rosanne de (Amerikaans-Joodse) uitdrukking over herdenken niet kent: They tried to kill us, they didn't succeed, let’s eat. Daar heb je de lichtheid die zij zo graag wil. Maar negeren doen we dus niet.
Omdat dit de laatste column voor de zomerstop is, noem ik nu vast Tisja beAv, de herdenking van de Verwoesting van de Tempel, op 27 juli aanstaande. De treurigste dag op de Joodse kalender, waarop de verwoesting van de beide Tempels wordt herdacht en andere grote rampen. Die verwoestingen vonden plaats in 586 vóór de gebruikelijke jaartelling en in het jaar 70 vdgj. Wel even geleden dus, maar nog elk jaar herdacht. Denk ook aan Pesach, wanneer we de bevrijding uit de slavernij herdenken en Poerim, toen we ook ontsnapten aan de dood door een tiran. Dus het is een en al herdenken wat we door het hele jaar heen doen.
En dan zeggen we tijdens elke dienst ook nog Kaddisj voor onze eigen overledenen. Teveel? Ik denk het niet. Zo denken we aan onze overleden familie en vrienden en worden ze niet vergeten. De rituelen zorgen er ook voor dat we samen stilstaan bij verlies en verdriet en zo troost vinden bij elkaar. Dat doet het Kaddisj, dat de dood niet noemt, maar laat zien dat er iets groters is, de (of het) Eeuwige. We zijn niet alleen, we maken deel uit van een groter geheel. Het zijn woorden van troost, die het verdriet niet wegnemen, maar iets minder zwaar proberen te maken.
Als je dat allemaal ontkent, omdat je niet wilt herdenken en geen slachtoffer wilt zijn, ontken je een groot deel van je Joodse identiteit. Het is het zwijgen dat onze (groot)ouders deden, terwijl wij voelden dat het er wél was, het grote gemis.
Ik hoop dat Rosanne dat zwijgen niet herhaalt, dat zou pas erg zijn voor de vierde generatie.