Doordenkend over het project Levenslicht van Daan Roosegaarde waar ik de vorige keer over schreef, kwamen er verschillende termen in mij op.
Als je tegenwoordig je gezicht zwart maakt of een indianentooi opzet, word je beschuldigd van appropriation, culturele toe-eigening. Volgens Wikipedia is het “de overname of het gebruik van elementen van een bepaalde cultuur door een andere cultuur. Sommige personen bekritiseren culturele toe-eigening, voornamelijk wanneer stijlelementen van een sociaal-etnische minderheid gebruikt worden door leden van de dominante cultuur.”
Denk ook aan de Zwarte Piet-discussie, die daar ook over gaat en dan nog verder gaat door een karikatuur te maken van de kenmerken van een bepaalde groep (dikke rode lippen, gouden oorringen), zodat het racistisch wordt.
In de column van Frits Abrahams in NRC zegt Kunta Rincho, medeoprichter van Kick Out Zwarte Piet: “Racisme raakt je persoonlijk, maar als we het bespreekbaar maken, zegt men: ‘Waarom ben je zo emotioneel?’ Ze beoordelen je op hóé je het zegt, wát je zegt wordt gediskwalificeerd. Je moet naar ze luisteren, maar ik heb daar geen zin meer in.”
Ik werd ook emotioneel toen ik het gebabbel van Gerdi Verbeet en Daan Roosegaarde hoorde over onze vermoorde familie. Op mijn vroegere middelbare school hadden we een leerlingenvereniging die DOVO heette: Door Ons, Voor Ons. Dat is precies wat er bij dit project ontbreekt. En er wordt ook iets toegeëigend, namelijk het gebruik van het leggen van steentjes op Joodse graven. Dat wordt uit zijn verband gerukt, de stenen worden letterlijk op één hoop gegooid. Dat getuigt ook nog eens van weinig eerbied voor elke man, vrouw of kind, de 104.000 individuen. Het licht van Daan flakkerde, dat moest de adem voorstellen, het ademende levenslicht. Maar ik zag er een gloeiende ashoop in, weliswaar niet rood, dat zou wat al te cru zijn, maar blauw en zo ook nog erg genoeg. Er was weinig levends aan dus.
Een vriendin die ik vroeg naar het fragment kijken, snapte mijn bezwaren, maar vond dat het comité wel goede bedoelingen had gehad en dat Gerdi die ook helder uitlegde. Maar kil, afstandelijk, zakelijk.
Dat verwoordt Rincho ook mooi wanneer hem wordt gevraagd of er niet een dialoog op gang moet komen. “Rincho zuchtte demonstratief diep en zei: ‘Weet je, ik denk dat het belangrijk is voor witte mensen om te luisteren (…) Dan zullen we het gesprek anders voeren’.”
En er moet niet alleen worden geluisterd, er moeten ook andere woorden worden gekozen, die laten zien dat men echt begrijpt waar het om gaat. Je kunt alleen in clichés over de Sjoa praten, maar het gaat om de manier waarop. Zodat je echt wordt geraakt, zodat de buitenstaanders echt kunnen begrijpen wat het betekent om zoveel familie te verliezen en nu nog te rouwen, 75 jaar later.
Gerdi Verbeet noemde het project “een manier om de Holocaust waardig af te sluiten.” Want het is een tijdelijk project. Dat is natuurlijk helemaal in tegenspraak met het ritueel van de steentjes op Joodse graven. Die zijn er voor de eeuwigheid. En de Sjoa wordt nooit afgesloten, waardig of niet. Dat zou betekenen dat er niet meer aan zou worden herinnerd, want het is toch over en uit? Dus niet meer zeuren. En zeker niet emotioneel worden, want dan komt het schuldgevoel van de buitenstaanders weer om de hoek kijken. En dat kunnen we niet gebruiken als we 75 jaar bevrijding gaan vieren. Dat zou ons mooie feestje maar bederven.