In de Benjamin, het magazine van Joods Maatschappelijk Werk, las ik een oproep om naar de jaarvergadering van het VBV, het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers, te komen.
Ik had nooit zo veel met die club, die meer voor de survivors bedoeld was dan voor 'ons', de Joodse naoorlogse generatie. Maar deze keer vroeg men expliciet om te komen praten als vertegenwoordigers van alle generaties. Er zijn steeds minder mensen van de vooroorlogse generatie; de 'tussengeneratie', degenen die kind waren in de oorlog, wordt oud en wij zijn ook niet meer de jongsten. Samen met JMW organiseerde het VBV op 28 april twee intergenerationele discussies.
Nadat de beoogde spreker het had laten afweten, nam oud-voorzitter Flory Neter het woord.
We moeten het met elkaar doen, zei ze, dus met alle generaties samen. Want we krijgen begrip voor elkaar door inzicht in elkaars problemen. De trauma's van de survivors komen niet alleen door de nazi's, maar het blijkt dat men ook door Nederlanders, die fout of gewoon onverschillig waren, vaak zwaar verwond is geraakt. Dat geeft gevoelens van onveiligheid, onthechting en ontworteling, en geschonden eigenwaarde. Er is ook, 75 jaar na de oorlog, na andere, 'gewone' verliezen vaak een herbeleving van de oude trauma's en dat brengt onder andere driftbuien, vooral tegen autoriteiten, met zich mee.
Een 'feest' van herkenning voor mij, ook op deze dag zelf. De eerste oude dame die ik tegen kwam, zei plompverloren: “Wie ben jij?” Ik voelde me een nieuwe leerling op het schoolplein, maar ook dat herkende ik. Daarna stortte ik me in het gewoel, toen we groepjes moesten vormen om de rondetafelgesprekken te houden. De onderdrukte emoties, die ik van vroeger zo goed kende, voelde ik opeens weer heel heftig. Niet één bijdehante (oud)tante of (achter)nicht zoals toen, maar vijftig, terwijl de ooms zich er met grapjes van af maakten.
Er waren twee discussies:
1. Hoe komt het dat de eerste en tweede generaties zo slecht met elkaar praten?
2. Heeft de tweede generatie behoefte aan materiële genoegdoening?
Ook dit was een feest der herkenning. Toen in de jaren '90 de praatgroepen en Woudschotenconferenties van JMW werden gehouden, kwam dit vaak aan de orde. De grote conferentie 'Bouw een brug naar de toekomst' van 1995 ging zelfs helemaal over de dialoog tussen de generaties. Marja Wijnschenk verwoorde onze emoties in Trouw en zij hoopte toen dat Joden van de eerste generatie écht met Joden van de tweede generatie zouden gaan praten. “Maar misschien zit er zelfs geen begin van herstel van een daadwerkelijk contact meer in”, vreesde zij tegelijkertijd.
Dat is inderdaad maar moeizaam gebeurd en de tussengeneratie kon ook maar weinig aan de orde komen. Bij een van de themagroepen op de conferentie in '95 werd het zo verwoord: “Wij willen wel praten, maar weten niet hoe. We weten wel hoe, maar niet op welk moment. We weten wel op welk moment, maar kunnen niet luisteren. We kunnen wel luisteren, maar weten geen antwoorden. We weten wel antwoorden, maar kunnen niet praten.”
Nu, bijna 25 jaar later, komen al die emoties weer boven. De oorlogsgeneratie vertelde dat er altijd werd gezwegen, dat er geen negatieve verhalen werden verteld en geen emoties getoond. Ze moesten te vroeg volwassen worden en wilden op hun beurt hun kinderen niet belasten. Maar er waren en zijn daardoor veel conflicten in de families.
Zij vinden dat er begrip voor elkaar nodig is en dat jongeren bewust moeten worden gemaakt van de geschiedenis van de Sjoa.
Nog steeds heerst er angst en eenzaamheid in hun leven. Maar flink als ze moesten zijn noemen ze óók dat het woord slachtoffer door overlevende moet worden vervangen.
Het blijkt dat veel vragen nog steeds niet zijn beantwoord, er is nog veel werk aan de winkel. Iedereen wil worden gehoord, erkenning krijgen voor het aangedane leed. Eén zondagmiddag is natuurlijk volstrekt onvoldoende voor iets waar de naoorlogse generatie jaren over heeft gedaan. Maar er is een begin. De samenwerking van VBV en JMW is hoopgevend. Het is aan JMW om de archieven in te duiken om te zien wat er allemaal al gedaan is en om oud-medewerkers te vragen hun ervaring en expertise te delen met de nieuwe generatie hulpverleners.
JONAG (Vereniging van de Joodse Naoorlogse Generatie) en JOK (Vereniging van Joodse Oorlogskinderen) kunnen hier ook een rol in spelen.
Het onderwerp van de tweede discussie was de vraag of er compensatie voor de naoorlogse generatie moest komen. Duidelijk werd dat het merendeel van de aanwezigen vond dat die compensatie zeker nodig is, onafhankelijk van de mate van traumatisering. Al vonden sommigen van de oorlogsgeneratie dat niet nodig voor hun kinderen, omdat die toch zo'n goed leven hebben.
Zo, daar had je het weer, er werd weer eens beslist door ouders over hun volwassen kinderen. Begrijpelijk, want het erkennen dat je hebt gefaald in de opvoeding is moeilijk, al is dat niet je eigen schuld.
Maar zo zei ik in de plenaire vergadering: de tweede generatie wordt nu oud, de meesten hebben ogenschijnlijk nu wel geen last, maar dat kan nog komen en dan is er wel hulp nodig. Het verleden haalt je in, werd als reden genoemd.
En dat moet dan niet worden betaald uit de algemene verzekeringen, maar specifiek gericht op de naoorlogse slachtoffers van de Sjoa. Ook vond men algemeen dat de compensatie door de NS hard nodig is. Geld is geen genoegdoening, zei iemand daarover, maar het geeft wel erkenning en zij wilde de uitkering aan haar kleinkinderen geven, ter herinnering aan alle vermoorde familieleden die zij nooit hebben gekend.
JMW werd gevraagd om breed voorlichting te geven over de WUV, de PUR (Pensioen Uitkeringsraad) en de TVP (tijdelijke vergoeding therapie), omdat die lang niet overal bekend zijn.
Na afloop voelde ik alle onderdrukte rouw en verdriet en werd weer eens woedend. Zoveel generaties geschonden en verminkt, hun kinderen die dapper proberen iets van hun leven te maken en hun eigen kinderen op te voeden zonder al die trauma's.
Zou iemand die op Facebook een antisemitische opmerking plaatst enig idee hebben van het gemis van onze vermoorde familieleden, dat we nog steeds met ons meedragen?