Schrijver Chaja Polak beschrijft in de Volkskrant van 28 oktober hoe ze ging twijfelen over haar beslissing voor haar ouders struikelstenen te plaatsen voor het huis waar ze ondergedoken zat.
Er zijn in Duitsland en Luxemburg stenen geplaatst voor mensen die gedwongen in dienst moesten van de Wehrmacht. Deze Zwangsrekrutierte kwamen om het leven in Oost-Europa. Er werd daartegen geprotesteerd, omdat op dezelfde dag ook Stolpersteine werden geplaatst voor een uit haar huis gehaalde Joodse familie en een doodgeschoten dienstweigeraar. Wéér een voorbeeld van nivellering, er worden dus struikelstenen geplaatst voor mensen die voor de nazi's vochten.
Sinti en Roma, homoseksuelen en verzetsstrijders hebben als oorlogsslachtoffers volgens Chaja Polak wél recht op Stolpersteine.
De initiatiefnemer van de stenen, Gunter Demnig, zegt dat expliciet op zijn site: “Voor alle slachtoffers van de Nationaal-Socialistische vervolging.” Daar staat ook dat er Stolpersteine kunnen worden geplaatst voor overlevenden, naast hun vermoorde familieleden, “om hen zo met hen te verenigen.”
Het beleid rond Stolpersteine was in het begin eenduidig (alleen Joodse oorlogsslachtoffers), maar later veranderde dat. Demnig is een kunstenaar, die het project als een kunstwerk ziet en geen wetenschappelijke aanpak voorstaat.
“Een gevaarlijke ontwikkeling”, vindt Chaja Polak, “dan verdwijnt het inzicht dat Joden slachtoffer waren van genocide (…). We herdenken niet alleen om te herdenken, maar ook om te voorkomen dat het weer gebeurt.”
Ze schrijft in een email: “Demnig c.s. schuift zijn critici ten onrechte in de schoenen dat zij een hiërarchie in het leed zouden aanbrengen. Leed is niet te vergelijken. Nooit. Het gaat zijn critici erom dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen oorlogsslachtoffers en slachtoffers van genocide. De reden is dat mensen de signalen die kunnen leiden tot genocide dan eerder zullen herkennen en dus op tijd maatregelen kunnen nemen.”
Ook historicus Rudolf Ensel is bezorgd. Hij vindt dat de kracht van de stenen op deze manier verwatert. Weer een term voor de nivellering, de vergrijzing: het verwateren van de herdenking, die in Nederland ook al ver gevorderd is. Met 4 mei worden op de Dam al tijden niet alleen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdacht, maar ook van alle latere oorlogen. Het blijft vreemd en vooral onnadenkend. Het is ook een willekeurige keuze, waarom niet eerdere oorlogsslachtoffers herdacht, van de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld of nog eerder?
Chaja Polak gaat toch de stenen plaatsen, maar wil Demnig er niet bij hebben, “als signaal.” Het blijft moeilijk, de verschillende manieren van herdenken, zie het jarenlange gedoe over de Namenwand. Toch is het goed dat er nu meer wordt herdacht, op wat voor manier dan ook. Alle monumenten bij elkaar vormen het concrete bewijs dat er miljoenen slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zijn geweest, die wij niet mogen vergeten.
Beatrice de Graaf noemt in haar column in NRC het boek Die Verteidigung van Fridolin Schley, waarin hij, zegt ze, meedogenloos benoemt wat de misdaden van het Derde Rijk waren. “Misschien is dat wel het echte (morele) ijkpunt: niet wijzen naar de anderen, gemakzuchtige analogieën trekken en jezelf meteen als slachtoffer zien, maar messcherp benoemen wat de echte misdrijven zijn, te beginnen in eigen land.”
Dit morele ijkpunt verwatert inderdaad in Nederland, als hier zelfs een rabbijn radicaliseert tot extreem-rechts.
Zie ook dit artikel in Der Spiegel.