Op 10 december is het 69 jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen. In 1948 was de behoefte groot om na de verschrikkingen van de oorlog en de Sjoa te zorgen dat zoiets nooit meer voorkwam. Dat was natuurlijk een illusie, maar zonder idealisme komt de wereld niet verder. Het was toch een wonder dat op de Sovjet-Unie, vijf andere staten van het Oostblok, Zuid-Afrika en Saoedi-Arabië na, de hele Verenigde Naties de verklaring toen heeft aangenomen.
Een organisatie als Amnesty International gebruikt de UVRM bij haar werk om aanklachten te doen over mensenrechtenschendingen en regeringen erop aan te spreken. In de lessen die ik op scholen gaf over Amnesty, begon ik er altijd over en zag de kinderen dan instemmend knikken.
Dat was in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, toen het woord “mensenrechtenschending” elke dag wel een keer in de krant stond. Het leek de goede kant op te gaan, tenminste in Nederland, maar dat was natuurlijk een illusie. Het was vóór Fortuyn opkwam, en later Wilders en Baudet, die het nooit over mensenrechtenschendingen hebben, behalve die tegen de rechten van de witte mens (man).
Maar ook eerder al was er kritiek, met een mooi woord “cultuurrelativisme” genoemd. “Mijn cultuur is het om vrouwen te besnijden, dus doe ik dat.” Of: “Bij ons is de doodstraf een geldige wet en het recht om wapens te dragen ook.”
In mijn Amnesty-tijd sprak ik met een vrouw uit Noord-Afrika die streed tegen vrouwenbesnijdenis. Hoezo is dat een rechtsgeldige cultuur, zei ze, wij vinden net als jullie dat het fout is, er is geen cultuurrelativisme. Mensenrechten zijn universeel. Het heeft alles te maken met kennis en educatie. Het is duidelijk dat als je meisjes onderwijs geeft, ze minder kinderen krijgen en dus meer baas over hun eigen lichaam worden.
Dat hoorde ik vaker van mensen uit niet-Westerse culturen, uitgesproken met de verbazing van: hoezo niet universeel?
Daarom vind ik het erg dat er zo weinig aandacht meer is voor het universele van de mensenrechten, die volgend jaar zeventig jaar bestaan. Hopelijk gaat het dan beter.
Maar dat is natuurlijk een illusie, al blijft de Verklaring vanzelfsprekend uitgangspunt van mijn denken.