Op de afscheidsbijeenkomst na het overlijden van Evelien Gans z.l. op 26 juli jongst leden ontmoette ik vele generatiegenoten die ik lang niet had gezien. Ik kende ze van allerlei clubjes die in de jaren '90 opdoken, Blanes, Woudschoten, Naches (het café van JMW), Jonag. De eerste naoorlogse generatie zocht en vond elkaar. Tenminste de mensen, die niet al bij een Joodse gemeente hoorden of met elkaar op het Maimonides hadden gezeten; wij waren de ‘randjoden', zoals JMW ons noemde.
We herkenden elkaars verhalen en deelden die. Er was veel te praten, te rouwen, maar ook te lachen. Eindelijk kon dat. We hadden allemaal in meer of mindere mate een onbekommerde jeugd gemist, waarin bijna alleen kon worden gelachen wanneer onze vaders anekdotes vertelden om de treurige verhalen te verdringen. Ook dat was een herkenningspunt dat op de afscheidsbijeenkomst door Louise Fresco werd aangehaald. Zij vertelde zelf ook een anekdote, maar geen vrolijke. De vaders van Evelien en haarzelf waren vrienden en zij vieren maakten samen muziek. Een keer waren ze aan het musiceren toen Evelien plotseling van de piano opstond en wegliep. Pas vele jaren later vertelde Evelien waarom ze dat had gedaan. Haar vader vond haar niet zo goed als Louise. Of hij dat werkelijk had gezegd, of dat ze dat feilloos aanvoelde, doet er niet toe. Een kind van een overlevende dat het nooit goed genoeg deed. Voor Evelien is dat een tragische valkuil geworden, maar niet voor haar alleen, denk aan “het jongetje dat alles goed moest maken”, Ischa Meijer, die er ook aan onderdoor is gegaan.
De Duif in Amsterdam, waar de afscheidsbijeenkomst was, was overvol met zeker vierhonderd mensen. Er was een aantal generatiegenoten aanwezig die een succesvolle carrière hebben opgebouwd, bekend zijn geworden en zo voldeden aan de opdracht van hun ouders. Maar ten koste van wat? En er waren er ook veel die dat niet hebben gedaan. Was de eis om de wereld beter te maken voor hun ouders te zwaar? Alleen al overleven was soms al zwaar, wanneer er vooral moest worden gezorgd dat de ouders maar gelukkig waren. De kinderen mochten hen dus niet tot last zijn en kwamen zo niet aan hun eigen ontwikkeling toe.
Maar succesvol of niet, we zaten met zijn allen aangeslagen en verdrietig in De Duif om Evelien te herdenken.
Ik hoorde om me heen dat Evelien zo goed met iedereen die ze tegenkwam, kon praten en meeleven. Dat heb ik zelf ook ervaren, maar tot echt contact kwam het niet. Ik hoorde ook dat we dat allemaal wel hebben, veel kennissen, weinig echte vrienden.
Vroeger dacht ik dat dat erg was, want de stem van je ouders blijf je onbewust horen: jij moet slagen en gelukkig zijn, want wij hebben het al zo moeilijk. Als je mislukt, is het je eigen schuld. En niet alleen mislukt op carrièregebied, ook op sociaal gebied: vaak geen vaste relatie, geen kinderen. Die arme ouders kleinkinderen onthouden, ook dat nog.
Maar hoeveel echte vrienden (en dan géén Facebookvrienden) kan een mens hebben? Niet veel, wil je zelf een goede vriend zijn.
Rabbijn Tamarah Benima schreef over het erbij willen horen, het erkend willen worden van Evelien, die niet halachisch Joods was en niet religieus. Herkenbaar en treurig, de zoektocht naar nergens. Want erkend word je niet en dat uitsluiten en afwijzen is pijnlijk, letterlijk. Het bewijst: zie je wel, ik deug niet, ik val door de mand, logisch dat niemand van mij houdt. En hoezeer mensen ook het tegengestelde beweren, je kunt het niet geloven.
Ik heb het geluk gehad dat er wijze leraren op mijn pad kwamen en vrienden met wie ik de pijn kon delen. En zo zijn de wonden geheeld. Ze zijn tot littekens geworden, die soms worden aangeraakt, maar dat doet geen pijn meer. Ik heb de lessen uit de Tora geleerd, van menselijk falen en toch weer hardnekkig doorgaan, van je woede uiten op de Eeuwige en toch gehoord worden. En soms helpen de oude woorden, zoals we die afgelopen sjabbat lazen in de haftara van Ekev (Jesaja 49:16-18): "Ik vergeet je niet! Het is alsof Ik je op de palm van Mijn handen gegrift heb. (…) Sla je ogen eens op en zie om je heen, allen komen in drommen op je af…"
Ook als je niet religieus bent, kunnen die woorden troosten, want ze zijn door mensen geschreven. Al keek de Eeuwige over hun schouder mee …