In de jaren '70, toen het een trend was, kochten mijn ouders een boerderijtje op de Veluwe. De vorige eigenaar was overleden en zijn zoon, die er naast woonde, zette het in de verkoop. Er werd verbouwd, de stal werd de woonkamer en het opkamertje boven de kelder werd een logeerkamer. De hooischuur werd de garage en in het kleine schuurtje met het kippenhok stonden nu de tuinspullen.
De mooie boomgaard vóór het huis, met oude appel- en perensoorten, bleef echter. Mijn ouders gingen geheel met de tijdgeest mee en kochten van buurman Maas twee schapen om er het gras kort te houden. Van de eigen wol werden truien gebreid.
De omgeving was idyllisch, er stroomde een beekje voor het huis, in de weilanden hoorde je de grutto's en de kieviten. Natuurlijk hoorde je ook de trekkers (maar alleen door de week) en rook je de gier op het land. Dat hoorde er allemaal bij. Maar toen er een nertsenfarm dreigde te komen op het weiland vlakbij, stak mijn moeder daar een stokje voor; ze kocht het en verpachtte het aan een naburige boer.
Ik heb al eerder over dit boerderijtje geschreven, in 2016, en over buurman Maas, die ook boer was. Hij had een paar koeien, een paar varkens en wat kippen voor de eitjes. Ook had hij een landje met bieten, en boontjes achter het huis. We kwamen vaak langs voor de boontjes en de eitjes en we werden geroepen als er een koe moest kalven. Na de geboorte, waar nog veel mankracht aan te pas kwam, werd er een borreltje gedronken op de goede afloop.
Zondags gingen hij en zijn vrouw Hennie twee keer naar de kerk. Lopend. Ze waren streng christelijk en de zondagsrust was heilig. Mijn moeder hing dan geen was buiten en wij mochten de auto ook niet wassen. De melk werd 's nachts pas na twaalf uur aan de weg gezet, want er mocht niet worden gewerkt op de sabbat.
Ik herinner me nog goed de psalm die Maas, die zeer Bijbelvast was, voorlas toen we daar een keer 's middags meeaten, psalm 81. Toen ik het nalas, zag ik dat hij die met opzet had gekozen. Vers 9-12 (in de Nieuwe Vertaling van 1957).
Hoor mijn volk, Ik wil U vermanen,
o Israël, of gij naar Mij hoordet!
Geen vreemde God zal onder u zijn (…)
Maar Mijn volk luisterde niet naar Mijn stem…
Maas wist dat wij van ‘het oude Volk' waren en liet even weten dat er wel naar zijn eigen God moest worden geluisterd, hoe hardnekkig wij ook waren.
Maas en Hennie zijn natuurlijk al lang overleden, ze hadden geen kinderen en hun boerderijtje is verbouwd. Je hoort geen grutto's meer op het land, maar het Leeuwerikweiland van mijn moeder is nu met het aangrenzende Elzenbosje van Natuurmonumenten en dus veilig voor uitbreidingsplannen.
Er is veel veranderd in relatief korte tijd. Aan stikstof dacht Maas niet en zijn bedrijfje was zo kleinschalig dat het niet zou hebben overleefd. Ik weet niet hoe hij over de huidige situatie zou hebben gedacht, maar ik zie hem geen omgekeerde vlag aan een lichtmast hangen. Hij had vast een toepasselijke psalm in gedachten gehad, bijvoorbeeld psalm 28:3-5.
Ruk mij niet weg met de goddelozen,
noch met de bedrijvers van ongerechtigheid (…)
Geef hun naar hun handeling
en naar hun schandelijk gedrag (…)
Omdat zij niet letten op de daden des Heren
noch op het werk Zijner handen,
zal Hij hen afbreken
en hen niet opbouwen.
Want Maas geloofde in de wrekende God. Soms wil ook ik dat geloven.