Het was me de tv-week wel. De serie over Menten kwam tot zijn verbluffende climax en dan was er de documentaire ‘De Claim’, ook over roofkunst.
Omdat Menten nog in mijn geheugen gegrift was, keek ik met extra belangstelling naar de serie. In die tijd vertelde mijn vader dat hij Menten wel eens in de juwelierszaak had gehad. “Een nare man”, vond hij. Zo werd hij ook gespeeld door Aus Greidanus en het verhaal ontrolde zich precies zoals het in werkelijkheid was gebeurd, zei Hans Knoop in een interview in NRC. Afgezien van de wat overdreven stemmingmakende muziek en de iets te realistische oorlogsbeelden, die voor mij niet hadden gehoeven, vond ik het mooi te zien hoe de gedrevenheid van Hans Knoop, tegengewerkt door de Telegraaf, uiteindelijk voor de veroordeling van de oorlogsmisdaden van Menten zorgde. Dat de Telegraaf in deze zaak nog net zo fout was als in de oorlog, was ik vergeten (ik las die krant toen niet en nog steeds niet), maar het was goed dat dit maar weer eens werd getoond. De hele serie leek me prima materiaal voor jongere generaties, die misschien denken dat het allemaal wel meeviel met de Nederlanders in de oorlog. Niet dus. De schoften onder hen konden hun gang gaan.
Ook in ‘De Claim’ kwamen schoften voor die kunst inpikten van Joodse Nederlanders. Deze documentaire vond ik interessant, maar kwalitatief veel minder. Het verhaal is eindeloos traag, met allerlei overbodige beelden van heen en weer lopende mensen, huizen en landschappen, die alleen dienen om de tijd vol te maken. Daartussen de oude oorlogsopnamen, die we al zo vaak gezien hebben, de trein in Westerbork, de marcherende nazi’s, het leeghalen van huizen. Dat laatste was wel relevant, maar de andere beelden voegden niets toe. Maar goed, het ging om twee mensen die geroofde kunst van hun ouders/grootouders terugvroegen. Het woord ‘claimen’ vind ik vreemd in dit geval. Je claimt iets wat niet van jou is, alsof de ander de wettige eigenaar is en jij dat spul ook wilt hebben. Nee, hier is iets heel anders aan de hand en daardoor was de hele film voor mij een soort omgekeerde wereld.
Er is iets gestolen en jij moet bewijzen dat het van jou is. Oké, bij je gestolen fiets moet je wel een aankoopbewijs laten zien. Maar in dit geval heeft de overheid talloze gestolen goederen in bezit en laat het aan de bezitters of hun erfgenamen over hun eigendommen te ‘claimen’.
Als de overheid en de musea die de roofkunst in hun collecties hebben, nu actief onderzoek zouden plegen naar de rechtmatige eigenaren, ja dat zou ik begrijpen. Maar nu is het zo dat ze gestolen waar in bezit hebben en maar afwachten of er iemand op afkomt. Raar, heel raar. En het erge is nog dat veel musea (in de film kwam er een voor) niet eens moeite doen om de herkomst van hun bezit te onderzoeken. “Het kwam er niet van”, “er kwam iets anders tussen”, werd er gezegd als excuus bij een werk dat van een NSB’er kwam. En dat jaren lang! Ze vonden het vooral “vervelend”. De gotspe!
Vlak na de oorlog werd er gedacht: niemand is teruggekomen, we houden de boel maar. Niet alleen de musea, maar ook de ‘bewariërs’, die dan hoogst verbaasd en vaak kwaad waren als er toch iemand zijn spullen terug wilde. De meeste overlevenden hadden toen de energie niet om hun bezittingen op te eisen, ze waren hun familie kwijt en de materiële dingen konden dat toch niet goedmaken. Daar is gigantisch misbruik van gemaakt door de Nederlandse overheid en die Nederlanders die het zilver of de schilderijen van hun Joodse buurman maar lekker hielden. Als bij Kunst en Kitsch aan mensen wordt gevraagd hoe ze aan dat mooie beeldje of prentje komen, wordt er vaak gezegd: mijn moeder of oma heeft dat gekregen, van haar werkgever of iemand anders. Er wordt nooit doorgevraagd, maar ik geloof dat dus niet altijd.
Dat de juwelen van mijn grootmoeder en tante wel zijn teruggegeven, bevestigt dat er natuurlijk ook eerlijke Nederlanders waren. Maar uit deze documentaire rijst het beeld van een behoorlijk ongeïnteresseerde overheid, die zelfs tegenwerkt en in ieder geval passief is gebleven. Wij moeten dus onze eigendommen ‘claimen’. Dat zeg je zelfs niet van een gestolen fiets!
Dat de restitutiecommissie zo zorgvuldig mogelijk te werk gaat, blijkt wel uit de film. Maar de meneer die zo graag het ezeltjesschilderij van Israëls, dat van zijn grootvader was, terug wil hebben en van de 63 ezeltjesschilderijen alleen gefocust is op het schilderij in het Arnhemse museum, wordt toch behoorlijk afstandelijk behandeld. Kil, noemt hij het zelf. Natuurlijk was er geen bewijs dat het zijn schilderij was, maar uit niets blijkt dat men rekening houdt met iemand die duidelijk een tweede generatieslachtoffer is.
De andere persoon uit de film kan zich iemand veroorloven die voor haar de zoektocht en de claim kan regelen. Zij krijgt haar Ferdinand Bols terug en laat ze meteen veilen voor € 90.000. De opbrengst gaat naar een goed doel in Zwitserland. Dat is haar goed recht, maar ik krijg er toch een nare smaak van in mijn mond. Waarom niet naar een Nederlands/Joods doel? Dat zou beter voelen.
Kortom, ik blijf met vragen zitten, onder andere: waarom niet de 62 andere ezeltjesschilderijen onderzoeken? En niet door meneer zelf, maar door de restitutiecommissie. Dat zou recht doen aan de situatie. En: de roofkunst van Menten, waar is die gebleven?
Maar dé grote vraag blijft: hoe is het mogelijk dat wij, de weinige overlevenden en hun nabestaanden, moeten bedelen om onze rechtmatige eigendommen? In deze tijd zijn nabestaanden gemakkelijk op te sporen via internet, dus de smoes ‘We weten niet wie de erven zijn’ gaat niet meer op. Het zou van echte rechtvaardigheid getuigen als er actief werd gezocht naar de eigenaren van roofkunst, niet alleen van een Ferdinand Bol of een Israëls, maar ook van dat ene dierbare prentje of dat simpele zilveren kannetje.
Gestolen goed gedijt niet. Doe hier wat mee!