Nu verscheen er zelfs in * The New York Times* een artikel van Nina Siegel over 'ons' Verzetsmuseum/Oorlogsmuseum. Dus besteed ik er ook weer aandacht aan. De directrice mag haar riedel over nuances et cetera afdraaien, terwijl ze wéér zo verbaasd is dat er kritiek kwam. Hoe hypocriet, en kwetsend voor de slachtoffers.
Omdat om de hoek de Hollandsche Schouwburg staat en daar tegenover het Holocaustmuseum komt, is dat haar slappe excuus om in haar museum de Jodenvervolging en het Joods verzet maar bijna helemaal weg te laten. Een museum over het verzet en dan niet laten zien waar tegen en voor wie de helden in verzet kwamen? Net als een slavernijmuseum zonder tot slaaf gemaakten?
De foto bij het artikel, waarop verzetsheldin Hebe Kohlbrugge en politieagent Jo Karelse naast elkaar te zien zijn, zegt eigenlijk alles. Karelse is twee keer zo groot afgebeeld als Kohlbrugge.
Jaïr Stranders, artistiek leider van Theater na de Dam, waardeert het dat het museum de informatie zo presenteert dat het uitdaagt om na te denken over hoe men zelf zou hebben gereageerd. Dit stimuleert volgens Stranders autonoom denken. Hij zegt: “Het helpt jonge mensen om zelf over deze beslissingen na te denken. Ik werk al tien jaar met kinderen en ik weet dat je ze zo bereikt. Het is beter dan zeggen: dit is goed en dit is fout.” Onderscheid maken tussen goed en fout heet opvoeden, Jaïr. Maar eigen conclusies trekken is dé mantra van het museum. Zou dat ook in een slavernijmuseum gebeuren?
Als tegenwicht wordt Jalda Rebling geciteerd, van wie de tante de Joodse verzetsstrijdster Janny Brilleslijper was (beschreven in ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen). Haar moeder Rebekka zat ook in het verzet. Zij noemt de tentoonstelling een “schandaal”. In een brief aan het museum zei Rebling dat de “nivellering van de verhalen de bezoekers de indruk gaf dat de Joodse en niet-Joodse verzetsstrijders net zulke gewone mensen waren als de jodenjagers en moordenaars.” Door elk individu als een feilbaar mens te behandelen, “verdwijnt de hele oorlog in een grijze waas.” Ze mailde me wat zij het nog het ergste vond, de korte verhalen in een taal voor jonge kinderen en niet voor volwassenen. “Ik voel mij niet au serieux genomen”, schreef ze.
Er staan 332 reacties onder het artikel, de NYT laat dat, in tegenstelling tot onder andere NRC, wel toe. Ze zijn duidelijk goed gemonitord, want allemaal keurig. Veel van de schrijvers zijn niet in het museum geweest, of jaren geleden, en geloven dat het er allemaal fantastisch is. Anderen zijn kort maar duidelijk tegen. Een van die reacties vond ik precies de spijker op de kop van de vergrijzers slaan, het citaat van Trump: “There are good people on both sides.” Bien étonnés de vous trouver ensemble, vergrijzers? Hoe kunnen jullie je hier nu weer uit redden? Dat is vast héél wat anders? Of toch niet?
Er kan niet meer worden gereageerd op het artikel, dus heb ik maar een ingezonden brief gestuurd, omdat in het artikel en in alle reacties de essentie ontbrak: de verborgen agenda.
Ik schreef:
“Als je het zogenaamde 'Verzetsmuseum' binnenkomt, zie je eerst enorme Duitse (dus geen Nederlandse!) nazivlaggen met hakenkruisen en een groot portret van Anton Mussert, de leider van de NSB, de Nederlandse nazipartij. De verhouding tussen daders en verzetshelden/slachtoffers is hiermee getoonzet. De focus ligt op de goede daden van de nazi's en de slechte daden van de verzetshelden. Iedereen als mens tonen is een omkering van goed en fout.
Wat niemand in alle reacties beseft, is dat dit de verborgen agenda is van de makers van de tentoonstelling, onder wie wetenschappers die het vergrijzen (‘ieder een beetje goed, iedereen een beetje fout’) tot geschiedwetenschap hebben gemaakt. Het is hun poging tot rehabilitatie van de daders, waar vaak hun (groot)ouders en andere familie toe behoorden.”