Ik lees tegenwoordig niets meer over de Sjoa en kijk zeker niets meer. Al te veel gruwelen gezien, die me 's nachts uit de slaap houden. Dus ga ik zeker niet naar het toneelstuk De bus naar Dachau van toneelgroep De Warme Winkel in samenwerking met het Duitse Schauspielhaus Bochum, een voorstelling met fel realistische beelden.
Er stond een goede recensie in NRC van Sander Janssens. Hij schrijft: “In het grijze gebied tussen feit en fictie, tussen geschiedenis en entertainment, doemen spannende, ongemakkelijke vragen op. Wat levert het op als je niet zozeer met een historische, maar met een artistieke blik naar een oorlog kijkt? Kan fictie helpen bij het levend houden van de geschiedenis of zit het juist in de weg? Is schuldig voelen een plicht die aan de een is voorbehouden en aan de ander niet, en hoe los je die vermeende plicht in?”
Interessante vragen, maar wat mij trof was de opmerking van actrice Lieve Fikkers, die haar Duitse collega’s confronteert met een ongemakkelijke mogelijkheid: “Om de Holocaust te begrijpen, is een heldere afbakening tussen schuldigen en onschuldigen essentieel. Die tegenpolen mogen niet verwateren, stelt ze, want sommige zaken verdragen geen nuance.”
Hier wordt in één zin samengevat wat ik en andere critici (zie onder ander de laatste column van Natasha Gerson op Jonet) de vergrijzers en met name het 'Verzetsmuseum' verwijten. Daar is geen heldere afbakening, integendeel, het is een poging tot rehabilitatie van de daders.
Wie het onderscheid niet maakt tussen schuld en onschuld, is bij voorbaat verdacht. Wat is het echte motief van de vergrijzers? Dat zou ik graag eens horen van Ad van Liempt, Chris van der Heijden, Bart van der Boom, Isabel van Boetzelaer, Hans Blom, Johannes Houwink ten Cate, het hele 'Verzetsmuseum' en wie er nog meer het grijze pad van de zelfgeschreven geschiedvervalsing bewandelen. En dan zonder jij-bakken en verdachtmakingen van hun critici s.v.p.