Er was een avond in het Joods Museum over het boek van David Wertheim Waar gaat het over als het over Joden gaat? Onder leiding van directeur Emile Schrijver spraken Wertheim, Frits Barend en Paul Cliteur over het boek. Tenminste dat was de bedoeling, maar Cliteur trok alle tijd en aandacht volledig naar zich toe en liet zich haast niet onderbreken. Tot het mij te gek werd (Waarom moet ik dat altijd doen als Jiddisje memme die de mannen tot de orde roept?) en riep dat ik een vraag over het boék had.
In het boek probeert Wertheim er achter te komen waarom diverse groepen altijd de Joden erbij halen: de Ajaxfans (positief) en de Feijenoordsupporters (negatief), de christenen (eerst positief, later negatief), Een Ander Joods Geluid en andere pro-Palestijnenclubs (negatief) en de antivaxers (om een botte vergelijking te maken) en natuurlijk de rechts-populisten, die de Joden er ook graag te pas en te onpas bij halen. De conclusie van Wertheim is dat iedereen die aandacht wil, die extra krijgt door vergelijkingen met de Sjoa te maken. Ophef verzekerd.
Wertheim spreekt dus allerlei mensen en stelt zich neutraal op, ook bij de meest ergerlijke opmerkingen, die om een weerwoord vragen. Maar nee, Wertheim reageert nauwelijks. Ik vroeg hem dus waarom, omdat ik die neutraliteit gevaarlijk vind. De tijd is er niet meer naar dat je de antisemieten maar laat kletsen. Ik haalde de opmerking van Dries van Agt uit het boek aan, die zei dat er ook goede Duitsers waren. Ik zei eerst nazi's, maar werd gecorrigeerd, alsof dat wat uitmaakt, bedenk ik nu, het is juist die verhullende praat van een antisemiet die dat onderscheid maakt.
Ik haalde mijn column aan, waarin iemand Trump citeerde: “There are good people on both sides” en probeerde duidelijk te maken dat ook Van Agt zich aan vergrijzing schuldig maakt. Wertheim ging daar niet op in, hij werd alleen gedreven door nieuwsgierigheid naar wat mensen er toe bracht om het steeds maar over Joden te hebben.
Maar als hij bij de alternatieve Kristallnachtherdenking is, waar het over de Joodse verraadster Ans van Dijk en ander Joods verraad gaat, vraagt hij zich af of dat toeval is en hoort hij het hondenfluitje niet: kijk, de Joden zijn ook slecht. En op bezoek bij Van Agt, “zó'n vriendelijke man”, vindt hij de vraag of Van Agt met zijn pro-Palestijnse houding een antisemiet is niet interessant. Terwijl Van Agt hem zo intelligent vindt, “net als zijn hele volk.”
Het gaat er dus duidelijk om de aandacht te trekken door de Sjoa te noemen, maar er achter zit natuurlijk een bewust of onbewust antisemitisme. En daar begon Cliteur te oreren, die alleen 'echte' antisemieten kende zoals Hitler, Göring en Goebbels. Volgens hem bestond er geen verborgen antisemitisme, waarop de zaal in verontwaardigd gemompeld protest uitbrak, en men elkaar aankeek, bekend met de eeuwenoude traditie van risjes. Maar Cliteur denderde al weer door met verhalen over 'de vrijheid van gedachten' uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (die alleen een verklaring is, geen wet). Daardoor mocht Baudet van hem zijn rotzooi spuien en distantieerde Cliteur zich niet van hem, ook na herhaaldelijk vragen van Frits Barend, Emile Schrijver en de zaal. En waarom mocht Robert Long lang geleden wél de varkensindustrie met de Sjoa vergelijken en Baudet het tragische lot van de vaccinweigeraars niet? Cliteur zag geen reden om afstand van Baudet te nemen, hun ideeën over globalisme en de natiestaat kwamen overeen. Hij noemde zich 'de leider' van Baudet, waarbij ik onaangename associaties kreeg, maar dat zal wel mijn overgevoeligheid zijn. Hij had ook nóóit iets van antisemitisme gemerkt bij Forum.
Frits Barend weerde zich dapper, vond dat Cliteur een rookgordijn optrok en sprak hem aan op zijn verantwoordelijkheid als (oud-)senator van Forum voor Democratie, maar die glibberde overal onderuit, glad als een aal, of beter gezegd als een giftige slang. Iemand noemde de antisemitische tweet die Baudet had geretweet met de opmerking 'mooi' erbij. Maar die kende Cliteur niet, daar wist hij niets van, zei hij nota bene een paar keer. Ik heb me ingehouden en niet “Wir haben es nicht gewusst” geroepen. Tot slot zei Cliteur dat hij altijd goede bedoelingen had en met iedereen in gesprek wil. Als dat op zijn manier gaat, is dat alleen een monoloog, zo bleek deze avond.
Na afloop sprak ik Frits Barend en vroeg hem wat wij nou toch in hemelsnaam kunnen doen aan de nu duidelijk aanwezige vergrijzing, met als dieptepunt het Verzetsmuseum. “Ik heb er al columns over geschreven, wat kun je meer doen”, zei hij, “het is preken voor eigen parochie.” Dat trek ik me wel aan, maar ik blijf schrijven, ik kan niet als David Wertheim aan de kant staan en alleen observeren.