Weer Zomergasten gemist, maar de belangrijkste items kwamen toch wel door via internet. Wat mij opviel, was dat Rutte kind is van ouders die in het jappenkamp hebben gezeten. Rutte zei dat er thuis niet over gepraat werd, niet over de oorlog, en niet over andere pijnlijke zaken, zoals de dood van zijn broer aan aids.
Toen wij als Joodse naoorlogse generatie onze problemen uitgebreid hadden besproken en verwerkt door de geweldige opvang van JMW (er kan niet genoeg hulde worden gebracht!), keken wij om ons heen en zagen nog meer generatiegenoten. Ik weet niet meer wie het eerst contact legde, maar er kwamen ontmoetingen met kinderen van ‘Indische’ ouders. Heel schoorvoetend, zij waren haast nog banger dan wij om hun ouders pijn te doen. Zij zaten samen met hun ouders in één vereniging, wat het nog moeilijker maakte om de problemen op tafel te leggen. Maar wat een overeenkomsten! We werden allemaal weer eens met de neus op de feiten gedrukt: als kind van getraumatiseerde ouders krijg je heel wat mee.
Nog later, na een aantal bijeenkomsten spraken we ook met de kinderen van verzetsouders. De kinderen van ‘foute’ ouders wilden we er eerst niet bij hebben (te confronterend), maar uiteindelijk gingen we ook met hen het gesprek aan. Zij de kinderen van de daders, wij van de slachtoffers. Dat was behoorlijk emotioneel, maar ook zij vonden veel herkenning en erkenning.
Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat je je realiseert hoe groot de invloed van het verleden van je (groot)ouders is op je eigen leven. Als iemand vond dat hij/zij nergens last van had, zeiden wij altijd: dat zijn de ergsten. En dat klopte meestal. Als je niet praat en denkt dat het allemaal wel meevalt, kun je de bekende problemen krijgen: depressies, faalangst, bindingsangst (hallo Rutte!) en dergelijke ellende meer. Of je gaat je bezighouden met de problemen van anderen, als hulpverlener of politicus.
Dus Mark Rutte, welkom bij de club, je bestiert Nederland met je bekende optimisme, nu jijzelf nog.