Ik las de biografie van Henriette Boas, De waarheidszoekster, geschreven door Pauline Micheels. Ik kende haar als mijn niet al te succesvolle lerares Grieks in de jaren '60; ik kwam haar later tegen bij allerlei Joodse activiteiten, en er waren natuurlijk haar ingezonden brieven. Toen ik regelmatig brieven geplaatst kreeg in NRC voelde ik mij haar opvolgster. Je bemoeien met van alles, zeker op Joods gebied, je zorgen uitspreken over de wereld van vandaag, het antisemitisme aankaarten, ik schrijf het van me af en stuur het op. Lang niet alles wordt geplaatst, maar dat was bij juffrouw Boas (zoals ik haar vroeger noemde) ook niet het geval. Haar productie lag wel veel hoger. Vele brieven per week, naar allerlei kranten en tijdschriften – zónder computer – en dat naast haar leraarsbaan, dat haal ik echt niet. Maar uit het boek blijkt dat zij ook niet veel anders in haar leven had. Geen relatie, nauwelijks vrienden, geen aandacht voor huishouden en koken, dan blijft er veel tijd over.
Ze was een vrouw die een moeilijk leven had, wat voornamelijk aan haarzelf lag. Ze maakte met iedereen ruzie en misdroeg zich als iets haar niet beviel. Een ingeslagen ruit, de toegang tot de Universiteitsbibliotheek geweigerd en dan nog een aantal rechtszaken, het getuigt van bijzonder weinig zelfinzicht. Alle goedbedoelde adviezen van haar familie en de weinige vrienden die ze had, om hulp te zoeken en wat aan haar uiterlijk te doen, legde ze naast zich neer. Ze ontkende dat zij een slachtoffer was, stel je voor, maar ze voelde zich wel altijd miskend en afgewezen. Dat ze niets moest weten van therapie en dat ze naoorlogse generatietrauma's gewoon ontkende, is daarom logisch. Op de Woudschoten-conferenties van JMW in de jaren '90 voor de naoorlogse generatie zeiden we over mensen die ontkenden dat ze slachtoffer waren: “Dat zijn de ergsten.”
De biografe beschrijft het allemaal, maar al lezend bekroop me het gevoel dat er iets niet helemaal klopte. Ja, Jetty Boas was hoogst intelligent en kreeg desondanks geen baan op haar niveau, ze had geen relatie omdat ze te kritisch was, en ze was onhandig in het huishouden. Maar dat wordt niet in het perspectief geplaatst van haar tijd en omgeving.
Ze promoveerde in een tijd dat vrouwen nauwelijks universitair onderwijs genoten. Dat er daarna geen baan was aan de klassieke faculteit, kan naast de weinige arbeidsplaatsen en de vriendjespolitiek, ook gelegen hebben aan het feit dat ze vrouw én Joods was. Een lastige vrouw weliswaar, maar op de universiteit liepen wel meer vreemde vogels rond.
En een relatie was na de oorlog voor een Joodse vrouw van die generatie heel moeilijk. Er waren gewoon te weinig Joodse mannen over. We moeten ook niet vergeten hoe er werd neergekeken op een ongetrouwde vrouw. Dat was een oude vrijster, niet de zelfbewuste single van nu.
Dat ze niet kon koken, valt haar ook niet helemaal kwalijk te nemen. Ze woonde bij haar moeder, die haar tot op hoge leeftijd verzorgde en voor haar kookte. En toen moeder was overleden, ging ze bij haar broer en schoonzus eten. Ze was behoorlijk verwend. Zozeer dat toen ze op zichzelf moest staan ze geregeld ondervoed raakte. Een meisje dat nooit geleerd had voor zichzelf te zorgen in een masculiene en vaak antisemitische wereld, waar Joodse partners zeldzaam waren, ik geef het je te doen.
Desondanks hadden haar slechte eigenschappen een positieve kant: ze duldde geen onrechtvaardigheid en bleef koppig strijden voor wat zij als waarheid zag. In de zaak Weinreb tegen de stroom in en in de zaak Menten als aanjager van zijn vervolging.
De tijden zijn veranderd, je wordt niet meer bespot als oude vrijster. En op YouTube kun je alles opzoeken wat je niet weet op het gebied van koken en huishouden. Misschien was Jetty Boas, als ze later was geboren, nu wel een bekende blogger of zelfs een vlogger geworden, maar zeker columniste bij Crescas. Dan had ze alles wat ze kwijt wilde ongestoord kunnen delen met de wereld.
Ik zie haar als een mengsel van koppigheid – vaak ten koste van haarzelf, allergisch voor onrechtvaardigheid – en van een wanhopig zoeken naar erkenning. Een extreem, maar typisch voorbeeld van wat wij als Joden allemaal min of meer in ons hebben. Ik herken me er wel een beetje in.