Vorige week vrijdag hebben we hier in de buurt sjabbat gevierd met buren en vrienden; voor sommigen was het de eerste keer. De drempel was hoog, iemand mailde: ‘Ik ben zo bang dat ik door de mand zal vallen’. Ik mailde terug: ‘Er is geen mand’.
Maar wat hoor ik dat nog vaak om me heen, als ik meedoe aan ‘iets Joods’: mag dat wel zus, moet dat niet zo?
Die mag/moet-cultuur, waarbij je aan eeuwenoude wetten moet gehoorzamen, die ook nog van tijd tot tijd en van plaats tot plaats verschillen, ik voeg er gewoon mijn eigen interpretaties aan toe, zoals dat altijd is gedaan. Bij mij mag alles en moet niets. Ik zeg altijd: volgens de traditie doen we dit, maar het kan ook anders.
Wat hebben we een slechte pr opgebouwd in de loop der tijd, dat iemand zó angstig is om gewoon naar een feestelijk vrijdagavondetentje te komen! Ja, ik weet het, de oorlog werkt nog steeds door, deze angst heeft daar ook mee te maken, maar echt niet alleen. Er hangt nog steeds een geheimzinnig waas over het jodendom, met de vele verboden en geboden die afstand scheppen. Als er een bepaald soort dropje is ‘toegestaan’ en een ander ‘verboden’, dan doe je het al gauw ‘fout’.
Toen ik een keer in mijn onschuld (ik wist nog weinig) mijn ‘Dasberg’ naast me op de bank legde bij een lerngroepje, brak er paniek uit bij de gastvrouw, dat was verboden, dat mocht niet, hoe kon ik zo stom zijn? Een goede manier om geïnteresseerde nieuwkomers voorgoed weg te jagen.
Ik heb mij niet laten afschrikken en heb later gelukkig een prachtige lerngroep gevonden bij rabbijn Yehuda Aschkenasy z.l.. En het was voor mij een reden om iedereen die aarzelend en angstig iets ‘Joods’ wilde, van harte welkom te heten en alle initiatieven toe te juichen. Ik hoor zo vaak dat mensen iets willen proberen en dan worden afgeremd of tegengehouden door besturen of andere ‘bazen’. ‘Ga maar, doe maar’, zei rabbijn Elisa Klapheck altijd en dan kwamen er prachtige ideeën tot leven.
Er is zoveel mogelijk, als je maar fantasie en enthousiasme hebt. Dit jaar vierde ik weer Soekot, maar niemand had de gelegenheid gehad om een ‘echte’ loelav te kopen. De prijs ervan staat mij ook tegen, al begrijp ik dat het veel kost om ze speciaal en kosjer uit Israël te halen. Dan maar zonder loelav? Ik keek naar buiten en zag nog veel groen in mijn tuin. Dus heb ik mijn eigen loelav geplukt, bestaande uit lange bladeren van de crocosmia (de palmbladeren), wilgentakjes en buxus (de mirte).
Ook had ik nog een biologische citroen als etrog. We hebben de brooche uitgesproken en gesjokkeld en daarna lekker gegeten. Wel binnen, want het was regenachtig en kil. We hadden het warm en gezellig en we waren dankbaar voor alles wat we bezitten en kunnen delen. Voor ons was het zo écht Soekot, zonder kosjere loelav of etrog, maar met veel nesjomme. Is dat niet de essentie?