Na de reis naar Oekraïne, waarover ik in mijn vorige column schreef, herlas ik het kleine boekje van Abraham Heschel, De aarde is des Heren, en heb daar nu beelden bij. De rebbes reisden van Berdichev (met de klemtoon op de tweede lettergreep) naar Metzybyz en dat deden wij ook. Zij te voet of met paard en wagen, wij in de bus, over dezelfde hobbelige wegen.
Heschel, zelf een nazaat van rabbi Dov Baer van Mezzerich, de opvolger van de Baal Shem Tov en rabbi Levi Jitschak van Berdichev, beschrijft de chassidische wereld van Oost-Europa vol liefde. Het enthousiasme voor het lernen was enorm, zelfs de houthakkers van Berdichev bogen zich over de Talmoed na hun werk. Ik zie ze zitten, in hun vuile plunje, hevig discussiërend en zich niet bekommerend om de tijd. Dat deden ze allemaal, de mannen, ze raakten door het lernen in andere sferen en vergaten hun armoede en ellende. Maar de rebbes waren ook tegen ascese, overmatig bidden en vasten. Zij vonden heiligheid in alledaagse dingen, met barmhartigheid als uitgangspunt. Dus mindfulness avant la lettre, maar altijd met oog voor de Ander.
Toen kwam al lezend opeens de vraag op, waaraan ik in Berdichev niet echt had gedacht: wie kookte hun eten en waste hun kleren? Wie zorgde voor de kinderen, terwijl de vaders altijd afwezig waren? Tja, duidelijk, de vrouwen. Zelf lernden zij ook wel, er was speciale literatuur voor vrouwen, maar dat deden ze vast naast de wieg, met één oor gespitst op een babyhuiltje. Of paste oma op? Die woonde vaak in huis en dan konden de vrouwen wel even weg. Natuurlijk, het was de achttiende eeuw en vrouwen waren de verzorgers van man en kinderen, niet alleen bij de Joden. Maar bij hen moest de vrouw ook nog vaak de kost verdienen, opdat de man de hele dag kon lernen, het hoogste goed. Of ze namen een leerling van de rebbe in huis. Nog een mond te voeden, maar een grote eer.
Nee, ik moet niet met mijn eigentijdse blik naar het Oekraïne van eeuwen terug kijken. Iemand zei voor ik weg ging: het waren allemaal mánnen, wil je daar nou heen? Ja, ik wilde er heen, ons erfgoed zien en ervaren. En de wijze lessen van de rebbes horen en voelen.
Dat gebeurde ook; hun wijsheid overstijgt tijd en ruimte en zeker gender. De rebbes waren wijs, zij begrepen dat er altijd vernieuwing nodig is. Het oude patroon blijft bestaan, maar de betekenis veranderde door de generaties heen. “Er was een duurzame bron, die de oude weiden fris hield”, schrijft Heschel.
Grappig, dat lijkt op mijn motto voor de Nieuwe Hagada; onbewust nam ik dit beeld over. Ik schreef: “De Nieuwe Hagada is nieuw zoals alles nieuw is in het voorjaar, vol vertrouwen uit oude wortels opgebloeid, gevoed door nieuw water uit oude bronnen…”
En wat zei rabbijn Yehuda Aschkenasy z.l. altijd? We moeten een nieuwe vertaling zoeken voor de oude woorden, een vertaling die nu bij ons past. Dat is een doorgaand leerproces. Rabbijn Elisa Klapheck benadrukt dat ook: laten we een nieuwe vorm vinden voor de oude rituelen, en zij rolde met Sjawoeot de hele Tora uit op een aantal tafels in sjoel, zodat de hele gemeente er omheen kon staan.
De oude rebbes hadden leerlingen die hun woorden konden doorgeven. Ook dat is een doorgaand proces. Wij, reizigers door Oekraïne, hoorden de lessen van de rebbes en geven die weer door.
Waar was al dat lernen goed voor? Zo diep ingaan op één klein puntje van de Talmoed, discussiëren met een wijze van eeuwen eerder? De kritiek kan zijn dat het ontaardt in onpraktische neuzelarij, maar voor hen was elke nieuwe ontdekking of inzicht een bron van vreugde, een overstijgen van de realiteit. Heschel noemt dit gevoel voor transcendentie “het hart van de cultuur, het wezen van de menselijkheid.”
Alleen gericht zijn op het nuttige kan tot “barbarij” leiden, zegt Heschel. De oude rebbes hoefden dat niet, daar hadden ze hun vrouwen voor. En Heschel leefde in de vorige eeuw (1907-1972), die had ook geen oog voor praktische zaken, stel ik me voor. Maar zijn dochter Susannah is een beroemde Amerikaanse hoogleraar Joodse studies, die de gewoonte introduceerde om een sinaasappel op de seiderschotel te leggen als symbool van inclusiviteit. Zij is het levende bewijs dat verandering mogelijk is, iets waar de oude rebbes meer oog voor hadden dan sommigen in de Joodse wereld van nu.