Het was een merkwaardige avond, afgelopen 11 november, waarop ik met steeds grotere verbijstering de sprekers aanhoorde. Georganiseerd door Spui25 in Amsterdam mocht Carien van Beek haar boek Verzet en SS. Het verzwegen verleden van een vader * bespreken en het oorlogsverleden van haar vader verdraaien, verdoezelen en vergoelijken. Deze 'George', zoals hij in het boek heet, vocht aan het oostfront als Waffen-SS’er en was daarvoor en daarna actief in het Nederlands verzet.
Het onderwerp van de avond was 'De persoonlijke en gedeelde herinnering aan de Tweede Wereldoorlog'. Op de uitnodiging stond: “Wat is de functie van zoeken naar (familie)verhalen over het oorlogsverleden? Niet alleen voor de onderzoeker zelf, maar ook voor het collectieve geheugen aan de oorlog (sic). Wat is bovendien de bruikbaarheid van dergelijke persoonlijke oorlogsverhalen voor academisch onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog en de herinnering daaraan? En wat is daarbij de waarde van de blik en methodes van een antropoloog, bovenop of naast die van de historicus?”
Eén bezoekster vertelde na afloop dat ze hierdoor op het verkeerde been was gezet en net zo verbluft was als ik.
Hans Marks, antropoloog/methodoloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen, leidde Carien van Beek in met een algemeen verhaal, waar een niet-antropoloog geen touw aan vast kon knopen. Hij had onderzoek gedaan naar de verhalen van verschillende generaties – (groot)ouders en (klein)kinderen – over de oorlog. Maar dat ging alleen over Nederlanders, Joodse overlevenden en hun nazaten waren niet onderzocht, wat zeker een heel ander verhaal had opgeleverd.
Dus over de Sjoa ging het niet. De hele avond niet, trouwens. Dat was vreemd, want de hoofdpersoon was toch echt lid van de Waffen SS geweest. Maar dat was 'een foutje', hij was namelijk dronken gevoerd door een vriend en had zich in een dolle bui/opwelling aangemeld.
Van Beek vond het feit dat George in het verzet had gezeten zijn foute keuze goedmaakte. Maar je kunt het een echt niet tegen het ander wegstrepen.
En wat voor verzet? Nadat hij terugkwam van het Oostfront (wat hij daar deed, is niet bekend, maar veel goeds kan het niet geweest zijn) kwam hij bij een knokploeg die niets met het officiële verzet te maken had en uit criminelen bestond. Dat deden meer mensen die eerst de kant van de nazi's hadden gekozen, om zich in te dekken.
Die 'opwelling' viel ook wel mee, want Van Beek schrijft aan het eind van het boek dat George bij de Waffen SS ging om geld te verdienen voor zijn moeder (als 'daad van liefde') en voor hemzelf.
Van Beek probeerde aan te tonen dat haar vader helemaal niet zo erg fout was geweest aan de hand van een dia met een opsomming die moest bewijzen dat er veel meer Nederlanders fout waren geweest dan altijd wordt gezegd. Dat is trouwens algemeen bekend, maar werd gebracht als een nieuw feit. Het ging onder meer om de NSB'ers, de mensen die Joden verraadden en de protestanten die pro-nazi zouden zijn geweest. Dat laatste is een gotspe, want juist veel protestanten en gereformeerden boden grootschalig onderdak aan Joden. In deze hiërarchie van fout zijn in de oorlog stond George onderaan, omdat hij als Waffen SS'er dus alleen maar 'een foutje' had gemaakt. Het excuus 'hij was niet de enige' is, netjes uitgedrukt, zwak.
Het boek staat vol positieve verklaringen van anderen over George. Hij was aardig, charmant, een avonturier en hij maakte ook nog mooie gedichten. Van Beek citeert een gedicht dat zogenaamd van George is, maar dat is duidelijk plagiaat. Het gedicht is bijna letterlijk het gedicht ‘Footprints in the sand’, een bekend Amerikaans gedicht van een anonieme dichter, gewoon te lezen op Google.
Haar geloofwaardigheid wordt verder aangetast, omdat ze schrijft dat een “half-Joodse” vriendin zich door George had bekeerd tot het katholicisme. Deze vrouw ontkent dat bij navraag ten stelligste.
Het hele boek door wordt George alleen voorgesteld als slachtoffer en niet als dader. Toppunt is dat de schuld van de aanhouding van George na de oorlog het “verraad” van zijn Joodse vriend wordt genoemd, “de Judaskus”. Deze vriend noemt ze paranoïde, veroorzaakt door zijn oorlogstrauma. Vreemd. Ben je paranoïde, als je iemand aanklaagt die direct of indirect betrokken was bij de moord op jouw familie?
Deze feiten kwamen niet aan de orde op de avond, want daar ging het alleen maar over de bijzondere antropologische manier waarop Van Beek haar zoektocht naar haar vader had gedaan. Ze was naar de plaatsen in Rusland gereisd waar haar vader was geweest. Op een filmpje zag je haar in haar eentje rondlopen. Zonder gids. Zonder iemand die meer wist dan alle vermoedens die zij uitte.
Kortom, ik was verbijsterd over de kritiekloze manier waarop haar boek werd gepresenteerd, zonder enige aandacht voor de geloofwaardigheid ervan. Het ging nog even over de waarheid, maar kon er wel één waarheid zijn, vroeg de schrijfster zich af.
Toen ik de kans kreeg om te reageren, stond ik klaar en zei dat ik een heel ander boek had gelezen dan de schrijfster en haar inleider. Ik somde de verdoezeling, verdraaiing en vergrijzing op en werd tijdens mijn betoog steeds meer verontwaardigd. De gespreksleidster pikte het woord vergrijzing op uit mijn betoog en vroeg of ik het boek Grijs verleden van Chris van der Heijden bedoelde. Inderdaad, het was goed dat zij het zei, dan werd duidelijk waar Van Beek mee bezig was. Ik werd bijgevallen door een vrouw achter mij, degene die op het verkeerde been was gezet door de titel van de bijeenkomst. Er was ook nog een Russische vrouw die het met mij eens was en eraan toevoegde dat het in ieder geval zo goed was dat we er hier in Nederland openlijk over konden praten, omdat zij in haar jeugd alleen het positieve propagandistische verhaal had gehoord over de oorlog.
De conclusie van Marks en Van Beek, die mijn verhaal vriendelijk glimlachend hadden aangehoord, was dat er verschillende interpretaties van het boek waren, zonder in te gaan op mijn bezwaren.
De rest van de zaal had de hele tijd gezwegen. Een zaal als afspiegeling van de houding in Nederland over de vergrijzing: zwijgen, kritiekloos de grootste leugens slikken en na afloop gezellig borrelen. Daar heb ik niet aan meegedaan en ben met mijn zus ergens anders wat gaan drinken om bij te komen. De bijeenkomst is trouwens terug te zien.
* Zie mijn vorige column over dit boek.