Mijn vorige column ging over de beslissing van Westerbork om Isabel van Boetzelaer uit te nodigen een lezing te geven over Oorlogsouders, het boek over haar (groot)ouders, die fout waren in de oorlog. Nog nooit kreeg ik zoveel reacties hierop, allemaal positief. Dank!
Ook van Maarten van Voorst kreeg ik een aardige mail. Hij onderzocht wat er allemaal niet klopte in het boek, vooral dat haar grootvader van moederskant een kampcommandant was geweest en niet een verzetsheld, zoals haar moeder altijd vertelde.
Na alle stampij, ook op Facebook en Twitter, besloot Westerbork de lezing af te zeggen.
Ik stuurde ze mijn column met het verzoek hun beleid van “multiperspectiviteit” aan te passen en kreeg een onpersoonlijk persbericht als antwoord, omdat er te veel reacties kwamen. Goed dat het er zoveel waren, maar het is vreemd, om niet te zeggen cynisch, een mail te krijgen met als afzender “Kamp Westerbork”. Daar krijg ik nare gedachten bij. Kunnen ze nou echt niet “Herinneringscentrum Westerbork” als verzendadres zetten?
De mail liep ook niet over van invoelingsvermogen, want ze kwamen er nu pas achter dat de Tweede Wereldoorlog nog steeds een open zenuw raakt en dat de lezing “veel emoties zou oproepen en veel pijn zou geven”. Directeur Dirk Mulder wil later en op een andere wijze aandacht besteden aan de uitgebroken discussie. Als dat betekent dat er moet worden gepraat of ook de daders een plaats moeten krijgen in Herinneringscentrum Westerbork, zeg ik: Nee! Niet doen. Niet mee bemoeien, Westerbork, het is zo wel genoeg geweest.
Één reactie op mijn column was veelzeggend: Westerbork is al eerder raar bezig geweest. Chris van der Heijden, de schrijver van Grijs verleden, mocht ook al eens komen om zijn nivellerende verhaal te houden.
Het wordt tijd dat er eens serieus naar het beleid van Westerbork wordt gekeken.
Maar dan Isabel van Boetzelaer. In het Parool en bij Jonet mag zij reageren op alle beschuldigingen. Ze is geen historicus of onderzoeksjournalist, zegt ze, alsof je dan gewoon wel onzin mag schrijven. Ik geloof wel dat ze echt niets wist over het verleden van haar grootvader, omdat haar moeder daarover altijd heeft gezwegen. Dat gebeurt vaker, het grote familiegeheim, maar haar moeder draaide de zaak om en maakte van haar vader een verzetsheld. Dat vind ik kwalijk. En Van Boetzelaer verontschuldigt haar ook nog: uit een “soort” schaamte zweeg ze. Ze zweeg niet, ze verzon een ander verhaal. Je mag van mij zo loyaal zijn als je wilt aan je ouders, maar ga geen dingen goedpraten die niet goed te praten zijn. Soms is er geen grijs, alleen zwart/wit.
Verder zegt ze over haar vader: “Ik kon niet geloven dat mijn vader niets van de Jodenvervolging wist en heb hem hierover aan de tand gevoeld. Hij bleef het ontkennen. De Joden geloofden het ook niet, zei hij.”
Au, dat doet pijn. “Dé Joden”, daar gáán we weer. En Isabel snapt dat dus niet. Ze snapt niets, of wil ze het niet snappen? Het lijkt er wel op. Zeker omdat zij en haar uitgever ook uithalen naar Maarten van Voorst, die de waarheid over haar grootvader ontdekte.
Ze gaat nu de geschiedenis van haar grootvader onderzoeken: “Ik wil uitvinden wat voor soort kampcommandant hij is geweest. Je kunt een sadist zijn geweest, iemand die gewoon zijn werk deed, of een commandant die het zo draaglijk mogelijk voor de krijgsgevangenen maakte en voor extra eten zorgde. Ik zal elk beeld naar buiten brengen.”
Hoe verzin je het, het idee dat je opa misschien een kampcommandant is geweest die “gewoon” zijn werk deed en het zijn slachtoffers zelfs naar de zin maakte? Hoever kun je nivelleren en vergoelijken? Heel ver, blijkt. Het is altijd erger dan je dacht.