De Jewish Territorial Organization (ITO) was een zijsprong van het streven van het Joodse volk naar een eigen nationaal tehuis. Het was een oprechte poging om het grote, vooral Russisch-Joodse proletariaat te redden van pogroms (zoals in 1903 in Kishinev), antisemitisme en onderdrukking, toen het leek dat de zionistische gedachte er niet in kon slagen zijn politieke doelstellingen te verwezenlijken in een redelijk nabije toekomst.
De ITO was in 1903 begonnen en in 1905 formeel opgezet door de Britse politicus en auteur Israel Zangwill, samen met Lucien Wolf. Een stimulus hiervoor was het aanbod van de Britse regering om een stuk land in Uganda ter beschikking te stellen ten behoeve van de vluchtende Russische en Roemeense Joden, het zogenaamde Uganda-plan. In het bestuur zaten ook Baron James de Rothschild en nog andere keurige Joden. Zangwill was mede gedreven door zijn afschuw over de Russische pogroms en hij was zeer begaan met het lot van deze Joden. Toch zag hij niet af van de zionistische aspiraties, maar hij meende dat er snel een veilige plaats voor de Joden uit Oost-Europa gevonden moest worden, zelfs tijdelijk voor langere duur. Er werden landstreken in Afrika (onder andere Angola), Zuid-Amerika, Canada, Australië en Noord-Amerika serieus overwogen en op geschiktheid voor kolonisatie onderzocht, met voorkeur van de oprichters voor gebieden binnen het Britse Gemenebest. In brede lagen van het jodendom was er niet veel enthousiasme voor deze 'territoriale beweging' en de ITO kreeg nooit een groot gevolg, want de Zionsgedachte bleef een centraal motief. Herzl had wel begrip voor de overwegingen van de voorstanders van de ITO, maar zijn zionistische organisatie wilde Palestina als centrale, bindende gedachte nooit laten varen. De Balfour-declaratie van 1917, toen Palestina eindelijk officieel in het vizier kwam, betekende de nekslag voor deze welmenende alternatieve territoriale beweging; hij werd ontbonden in 1925. Niet veel later overleed Zangwill.
Mijn belangstelling voor dit historische intermezzo komt voort uit het feit dat mijn grootvader, Hartog Izaak Kisch, de ITO-gedachte actief steunde en dat in de familie de legende ontstond dat hij een actieve en levendige briefwisseling onderhield met Israel Zangwill. Zeker is dat hij in het bestuur van de Nederlandse branche van de ITO actief was en ook in het internationale directorium. Die brieven zouden bewaard zijn in ons familiearchief, een stoffige houten kist.
Welnu, honderd jaar na dato leek het mij aardig om hier eens iets meer over te weten te komen en met kloppend hart zette ik mij aan het werk om deze geheimen te ontsluiten. Bij het openen van deze door zilvervisjes aangevreten mappen met correspondentie, vond ik allerlei brieven tussen de bestuurders in binnen- en buitenland en brochures en krantenartikelen uit die periode. Zelfs enkele kwitanties van contributies en giften. Maar brieven van Zangwill, ho maar!
Tenzij de bewaarders van deze schatten in een eerder stadium de zo geroemde brieven van Zangwill te gelde hebben gemaakt, en er mogelijk ooit van een rijke historische bron sprake was, moet ik jullie tot mijn spijt melden dat in het mij nu ter hand gestelde materiaal niet één brief van Zangwill te vinden is.
Om precies te zijn: er is een fraai gedrukte uitnodiging, gericht aan mijn grootvader, voor een diner bij Zangwill en echtgenote in een keurig Londens restaurant, en een door een vreemde hand in het Duits vertaald kattebelletje van Zangwill. Geen originelen, niets.
Daar gaan onze illusies.