Toen Janus werd geboren had hij groene billetjes, zo groot als groene appels – dat kon je meteen zien. Hij zag er verder heel gewoon uit, en als niemand per ongeluk een hapje van zijn billetjes zou nemen, dat was absoluut niet de bedoeling, dan zou er verder ook niets gebeuren.
Niemand had ooit eerder zoiets gezien. Een van de tantes had eens in een boek gelezen dat goed wassen met verdunde groene zeep zou kunnen helpen, maar het hielp niets. Het spoelen van de mond met groene zeep vonden de ouders niet goed, en andere ideeën waren er niet.
Zo groeide Janus op, en toen hij naar school ging, zorgde hij dat hij altijd een onderbroek aan had, opdat hij niet zou worden gepest. Het ging allemaal heel goed totdat Janus voor een kleine operatie naar het ziekenhuis moest. Toen de dokters zijn groene billetjes zagen wilden ze onderzoek doen: of het kwam van kikkers of misschien wel van een dinosaurus. Daar kwam ook geen echt resultaat uit, dus lieten ze het maar zitten.
Tot op een goede dag de grote geleerde professor Mars over dit jongetje met de groene billetjes hoorde. Hij zei meteen: ik weet wat het is, hij is nog niet gaar, zijn billetjes moeten beter worden gekookt. Hij moet elke dag een paar minuten op een pan met heet water worden gezet, niet al te heet, zodat hij niet aanbrandt. En ja hoor, de professor had gelijk. Na een paar behandelingen kleurden de billetjes mooi bij en Janus leefde nog lang en gelukkig.
Dit verhaal mag worden verspreid onder de passende leeftijdsgroep, voorgelezen of vertaald.