We gingen op reis door Oekraïne, omdat mijn nicht Wilma Menko het Joodse erfgoed zo graag wilde bezoeken, na een eerdere reis waarbij ze alleen langs de gruwelen van de oorlogen en de pogroms werd geleid. Het moest een spirituele reis worden en ze vroeg rabbijn Hannah Nathans en zangeres Shura Lipovsky om mee te gaan.
Het wérd een spirituele reis, waarin we de graven van de chassidische rabbijnen uit de 18de eeuw bezochten en hun sjoeltjes, maar ook Joden van nu ontmoetten in hun net gebouwde community centrum en samen een sjabbatdienst hielden. Oud en nieuw, de herinnering aan de Sjoa en het nieuwe Jodendom, het stond allemaal in verband met elkaar.
We dompelden ons onder in de sfeer van de oude rebbes met hun wijze en wonderlijke verhalen. Hannah vertelde ze, Shura zong ze en wij deden mee. Heb je ooit het engelenlied gehoord voor de deur van de luchthaven van Kiev, terwijl achter onze bus auto’s toeterden en er een politieauto naderde? Wij zongen het als afscheid van onze trouwe chauffeur, die ons samen met zijn collega veilig over de hobbelige wegen van Kiev naar Berdichev, Medzhybiz, Kamenets Podilsky en via Uman weer terug naar Kiev had geleid. Onze lieve gids Margarita, een Joodse studente geschiedenis die ons de (Joodse) geschiedenis van Oekraïne vertelde, meedeed met onze sjabbesmaaltijd en meezong, kreeg ook een lied ten afscheid.
We zongen dus veel en we lernden na een vermoeiende dag ook nog, waarna sommigen van ons de bar opzochten en de Oekraïense wodka probeerden.
Een vol programma, met allerlei onverwachte gebeurtenissen, die door de groep op wonderlijke wijze werd geaccepteerd: niemand klaagde, niemand zeurde, zelfs niet toen het hotel in Uman een tijdreis terug was de Sovjet-Unie was, met gammele douches, tv's uit de jaren zeventig en een ontbijt van havermoutpap met (absoluut niet koosjere) worstjes.
Het begon er al mee dat de bus, op weg van het vliegveld van Kiev naar het hotel, er na tien minuten mee ophield. Zo zaten we aan de kant van de weg een uur te wachten op een andere bus, in the middle of nowhere. Shura begon te vertellen en de eerste nigoen met ons te oefenen. De tijd vloog, en bleef vliegen. We belandden in een andere tijd, de tijd van de Baal Shem Tov, rabbi Levy Jitschak, rabbi Nachman en hun leerlingen.
We hoorden hun verhalen, deelden onze eigen verhalen en in de bus klonk vaak een luid gelach, om een witz, een grappige opmerking, of zomaar, om niets. Ook toen we ergens gingen lunchen en we in een discotheek terechtkwamen met muziek op festivalsterkte, lachten we er alleen maar om. Gelukkig deed iemand de muziek vrij snel uit, zodat we toch nog in rust konden eten.
Wat een reisgezelschap! Er waren Joden met een Joodse vader, Joodse moeder of beide, er waren dominees, kinderen van dominees, nog meer theologen, een helper van daklozen, een psychiater, een tandarts, een boerin en nog veel meer. Allemaal nieuwsgierig naar wat de rebbes ons zouden vertellen.
Plaatsen als Berdichev, waar rabbi Levy Jitschak is begraven, of Uman, met het graf van rabbi Nachman, die zo ongelooflijk ver weg hadden geklonken in tijd en fysieke afstand, bleken nog steeds te bestaan, geheel veranderd natuurlijk, maar toch nog met sporen van dat Joodse verleden.
Nemirov werd een plaats waar we lunchten in een pizzeria en waar de beste wodka van Oekraïne vandaan komt. Maar rabbi Nathan van Nemirov was degene die alles opschreef wat rabbi Nachman aan zijn leerlingen vertelde. Van hem rest niets meer, maar het graf van rabbi Nachman in Uman is een bedevaartsoord voor vele duizenden chassidiem. Wij waren er op een zonnige aprilmorgen, toen het redelijk rustig was. Om het graf staan vele appartementen en hotels met Hebreeuwse opschriften, er zijn winkeltjes met Joodse souvenirs. Het is allemaal heel commercieel, dus wat te verwachten als we eenmaal bij het graf zouden zijn?
Eerder, bij het graf van rabbi Levi Jitschak in Berdichev, waren we alleen en zaten we samen te luisteren naar Shura die het loflied op de Eeuwige van rabbi Levy zong, ‘Dudele’, ingetogen maar toch heftig. Rabbi Levy Jitschak was de 'advocaat' van het Joodse volk, die bij God pleitte om mededogen en vergeving.
Dicht bij het graf was het ook heftig, een intense ervaring, gevoed door alle gebeden van vroeger eeuwen die nog steeds weerklonken. Ik stond er en zag dat rabbi Levi glimlachte om ons, vrouwen met lange broeken en mannen met telefoontjes, om de hele moderne tijd. Maar hij vond het goed.
In Uman werden we naar het graf van rabbi Nachman geleid via een pad met een hoog hek, mannen en vrouwen gescheiden. Dat bleef. Wij vrouwen moesten een lange rok aandoen en kregen meteen een tsedaka-bus onder onze neus.
We hoorden de mannen bidden, maar konden hen niet zien. Voor ons was het graf een stukje marmer, bedekt door een kleed met plastic erop. Er zaten wat vrouwen op plastic stoeltjes te bidden onder tl-licht. Een kale, lege plek. Later keek ik de mannenruimte in, toen de deur daar op een kier stond. Daar was kaarslicht en warmte. Bij ons niet. Ik had mij een graf voorgesteld op een grote begraafplaats, met veel bomen en groen. Dit was het tegendeel. Wat ik voelde was teleurstelling, die kermis, die commercie en dat weggeduwd worden in een hoekje, rabbi Nachman, was dit het nu?
Het was druk bij het puntje van het graf. Ik keek en wachtte. Toen was er opeens plaats bij de hoek, waar het marmer onder het kleed vandaan kwam. Ik raakte het aan. Alles om me heen viel weg, ik was alleen, het was donker en licht tegelijk. Er was warmte en geruststelling; het was goed. Maar er stonden al weer andere vrouwen te wachten en ik liep achteruit. Later probeerde ik het nog een keer en het effect was hetzelfde. Rabbi Nachman wist het wel, de omgeving doet er niet toe, het gaat om jezelf en je relatie met de Eeuwige.
Eerder waren we bij het graf van de Baal Shem Tov, daar hing een gordijn dat de tombe in tweeën deelde, alweer waren mannen en vrouwen gescheiden. Daar was weinig ruimte om iets te ervaren, alleen ongemak. Een van onze reisgenoten zei later dat hij dat had gevoeld, onze weerzin niet gewoon bij het graf te mogen staan. Dat gaf troost. Hij was ook naar buiten gegaan, naar de begraafplaats, die wel een plaats van vrede was, met kwakende kikkers en zingende merels. Iemand zette een slakje op een graf, symbool van rust en geduld.
Een ander had die nacht een droom gehad met een klok die op 10.29 uur stond. Wat betekende dat nu weer? Dat de zon dan ging schijnen na de regen van die morgen? Bij het graf tikte een andere reisgenoot op zijn schouder: de klok daar stond op 10.29 …
Toen we weer bij de bus kwamen, zag ik opeens dat er twee ingangen waren, voor ons ook gescheiden ingangen dus …
Wat deden we nog meer? We dansten op de wijs van een nigoen op de parkeerplaats bij een benzinepomp. We lernden en mediteerden in het bos, waar rabbi Nachman ook altijd heen ging en de bomen bewogen op de melodie van de nigoen van Shura. Alles is met elkaar verbonden, dat kun je gewoon zien.
We zagen een groep soldaten, die het Joodse museumpje in Berdichev bezochten. Dan komt de oorlog die in oost-Oekraïne woedt dichtbij. Ze vochten voor de vrede, niet alleen in Oekraïne maar in de hele wereld, zei er een.
De andere oorlog, die van 'ons' was altijd aanwezig, de vele massagraven hebben we niet gezien, maar wel ervaren. Het “schuldige landschap” van Armando was overal. Maar deze reis was er een van vreugde en teruggaan naar wat de rebbes belangrijk vonden. “Wanhoop nooit”, zei rabbi Nachman, “het is verboden te wanhopen.” En: “Wees geduldig en maak geen ruzie, dat is zonde van de tijd.”
We ontmoetten een rabbijn bij een nieuwe sjoel in Zytomyr, gebouwd met geld van de Joint. Hij was hierheen gestuurd door Chabad, en hij sprak Jiddisch met Shura. Dit was dus zo'n uithoek waar Chabad zijn mensen naartoe stuurt om het Joodse leven weer op te bouwen. De rabbijn leek er niet onder te lijden.
Dan is het sjabbat. We vieren het in het nieuwe community centrum in Kamenets, waar de Nederlandse vlag voor ons is uitgestoken. De kinderen hebben challes voor ons gebakken en wij krijgen thee met eigengemaakte jam. De medewerkers zeggen geen antisemitisme te bemerken, hoewel hier ooit de hevigste pogroms waren. Ze zeggen te streven naar tolerantie in de niet-Joodse omgeving en vertellen dat er ook niet-Joodse vrijwilligers zijn.
De dienst was vrolijk, de Oekraïners zongen mee, wensten ons Gut sjabbes en gaven ons na afloop allemaal een tak bloeiende seringen. Bij ons late diner na de dienst kwam Vita, een van de leden, ons nog opvrolijken met zang en gitaarmuziek. Alle evergreens kwamen langs en wij zongen mee, ‘Hava nagila’, ‘Shalom aleichem’ enzovoort. Ze zong ook een Russisch lied over de letter T, die afwijkt van de Oekraïense letter, een melancholieke melodie van verlangen en verdriet.
Op sjabbesmorgen gingen we lernen over de parasja van de week, ‘Acharé mot’ (Wajikra 16:1–20:27), waar de zondebok in voorkomt. Al pratend kwamen we erachter dat deze bok meer geluk had dan de andere, die meteen werd geofferd. We zagen hem ontsnappen en de woestijn in lopen, vrolijk knabbelend aan lentegroene blaadjes met heel veel kleine geitjes en bokjes om zich heen. We maakten onze eigen midrasj, dat kan zomaar in het land van de grote rebbes.
Terwijl we 's middags aan de lunch zaten, kwam er een oudere vrouw binnen die de moeder van Vita bleek te zijn en die ons wilde bedanken voor onze vriendelijke ontvangst van haar dochter. Wat een dankbaarheid voor zo'n kleine mitswe … Toen Hannah werd voorgesteld als onze rabbijn, viel haar mond letterlijk open van verbazing, “A rabbi?” Dat had ze nog nooit meegemaakt, een vrouwelijke rabbijn. Toch wel een wereld van verschil tussen oost en west.
Het is een bijzondere reis, dat zeiden we de eerste dagen steeds tegen elkaar. Later niet meer, het bijzondere werd gewoon. Hannah zei dat we van een sprookjesboek naar de werkelijkheid waren gereisd. Maar de magie van de rebbes is er nog steeds.
Terugkijkend in Nederland zie ik de graven van die beroemde rabbijnen, temidden van de duizenden andere Joodse graven, en de weilanden waar de massagraven niet zichtbaar zijn. Ik zie de loslopende kippen en geiten langs de weg, de oude vrouwtjes met één koe aan een touw, de bloeiende fruitbomen overal, de jonge mensen in Kiev die er net zo uitzien als hier. Ik hoor de wind door de bomen en het zingen van Shura.
Maar vooral zie ik de glimlach van mijn reisgenoten en voel de verbinding met iedereen die deze, ja, echt heel bijzondere reis meemaakte.