Met Jom Hasjoa vorige week maandag, Jom Hazikaron (ter herdenking van de gestorven soldaten die in het Israëlische leger dienden of lid waren van de paramilitaire organisaties uit de Mandaatsperiode) en Jom Ha’atsmaoet dinsdag, zijn de drie grote nationale feest- en herdenkingsdagen van de Staat Israël weer voorbij dit jaar. In Israël beleefde ik destijds die dagen intens, samen met de rest van de bevolking – hoewel ik geen echte Israëli was, niet in het leger diende en gewoon ‘Hollander’ bleef. Hoewel de oorlog voor een Nederlandse Jood – ook als die van mijn leeftijd is – nooit echt heel ver weg is, was de loeiende sirene die door merg-en-been gaat en de daaropvolgende schreeuwende stilte, een indrukwekkende gebeurtenis. De hele openbare ruimte ligt stil voor Jom Hasjoa. Bussen die stilstaan, taxi’s die aan de kant van de weg stoppen, voorbijgangers die opeens bevriezen. Dat is Jom Hasjoa in een Joodse staat – niet te vergelijken met de paar honderd mensen die in de Hollandse Schouwburg de herdenking bijwonen, terwijl de rest van Nederland er niet bij stilstaat omdat het een intern Joods gebeuren is.
Nu is ook in Israël niet iedereen betrokken bij Jom Hasjoa. Vooral ultra-orthodoxen vinden de manier van herdenken – o ironie – niet Joods genoeg: een sirene, stilte. Zij zien liever meer gebeden, psalmen zeggen en Tora leren ter nagedachtenis van de slachtoffers. Toch is men meestal stil en conformeert men zich. Behalve die weinige malloten – religieus of niet – die zich nergens aan storen en de stilte en rust bevuilen. Dit zijn vaak of a-sociale types – die gewoon doorgaan met rondhangen, kletsen en voetballen – of onverschillige ultra-orthodoxen. Ook dit jaar hadden zich weer enkele tientallen ultra’s in een park van Jeruzalem verzameld om gezellig een barbecue te houden op Jom Hasjoa, volgens één van de kranten. Uiteraard zijn er ook veel ultra-orthodoxen die dergelijk gedrag afkeuren – je moet andermans gevoelens respecteren ook als je die sirene en stilte onzin vindt vanuit je theologische overtuiging.
En dan natuurlijk Jom Hazikaron, ter herdenking van de vele mensen die in de vele oorlogen en gevechtshandelingen hun leven lieten in de bescherming van de Staat Israël en haar burgers. Veel jonge mannen – 18,19 jaar soms – maar natuurlijk ook huisvaders met kinderen. In de vele programma’s op de televisie worden hun vaak korte levens belicht. Vervolgens die snelle overgang vanuit de treurstand naar Jom Ha’atsmaoet dat de laatste decennia nog het meest lijkt op onze Koninginnedag. Gekke hoedjes, toeters, verf en nepschuim spuiten op voorbijgangers, live-concerten op podia in de steden, bier. En vuurwerk – ik was het bijna vergeten. In mijn tijd waren de plastic hamers waarmee je elkaar op het hoofd timmerde erg populair. Sommige hamertjes maakten ook geluid. Rare gewoontes, maar wel leuk. Hoewel je het na een paar jaar wel gezien hebt, net als Koninginnedag. Maar volgend jaar doe je natuurlijk gewoon weer mee want het hoort erbij en het is folklore. Ik ken overigens Israëli’s die helemaal lyrisch waren over onze Koninginnedag. Ze kwamen speciaal over vanuit Israël met een koffer volgeladen met oude spullen – Altesachen zoals Israëli’s dat noemen – om hier bij de Dam te verkopen. Heel apart. Ze hadden naar locaal gebruik ’s avonds al een plaatsje weten te bemachtigen. Hoewel de teleurstelling de ochtend daarop groot was toen bleek dat ‘hun plaatsje’ zich naast de chemische toiletten bevond die door honderden (of duizenden?) bierdrinkende Amsterdammers bezocht zullen worden. Pisnijdig waren ze. ‘By the rivers of Amsterdam’, zal ik maar zeggen.
In Nederland hebben deze dagen nauwelijks betekenis. Dat kan ook niet in een Diaspora-bestaan. Natuurlijk ben je blij en dankbaar dat de Staat Israël er is – de enige plaats ter wereld met een Joodse openbare ruimte (misschien heb je in New York ook een dergelijke ervaring als enige plaats in de Diaspora, en misschien heel even in kleine ghetto-achtige eilandjes in Engeland, Frankrijk of Antwerpen) - en waar het Joods zijn vanzelfsprekend is en niet ter discussie staat (de vraag wie Jood is of niet in Israël is een interne discussie in een Joodse/Israëlische setting). En bid je voor het welzijn van de Staat en haar inwoners en voor vrede voor de hele regio. Maar dat is iets anders dan onafhankelijkheidsdag vieren als inwoner en burger van een staat. Zolang je daar niet woont, het staatsburgerschap niet hebt, geen Israëlisch paspoort hebt, niet voor de verkiezingen daar stemt en betrokken bent bij de locale politiek, en het dagelijkse leven dáár beleeft, is het een heel andere ervaring.
Hetzelfde geldt voor Jom Hazikaron. Natuurlijk ben je bedroefd dat jonge mensen sterven in oorlogen van de nog jonge Staat in een onrustige, vijandige regio. Maar, als inwoner van Israël heb je natuurlijk de directe ervaring dat je veiligheid te danken is aan mensen die in het leger dienen. Bovendien is het de directe ervaring met de nabestaanden die het tastbaar maken. Wie in Israël woont, weet dat in dat huis dáár verderop, of op de 4e verdieping van het flatgebouw waar je woont, men een man, kind, verloofde of broer heeft verloren. Of misschien is het een zus van je beste vriend, je collega op je werk, of die ene kennis die je direct in contact met het gevoel van verlies brengt.
Joods leven in de Diaspora is per definitie een opgedeeld bestaan waar je afstand doet van bepaalde elementen van je Joodse identiteit. Noem het integratie, noem het assimilatie. Dat zijn nu eenmaal de regels van het spel. Wie een geheel(d?) Joods bestaan – religieus of anders gedefinieerd – wil ervaren, moet in Israël gaan wonen.