Op 30 januari 1933 is Hitler tot Rijkskanselier benoemd. Medio februari 1933 schrijft Joseph Roth aan Stefan Zweig: Inzwischen wird es Ihnen klar sein, dass wir grossen Katastrophen zutreiben ... Unsere literarische und materielle Existenz ist ja vernichtet ... Ich gebe keinen Heller mehr für unser Leben. Es ist gelungen, die Barbarei regieren zu lassen. Machen Sie Sich keine Illusionen. Die Hölle regiert. En in maart van dat jaar schrijft Roth: es ist keine Rede davon, dass man noch in Deutschland erscheinen kann! Met de nationaalsocialisten in discussie gaan heeft volgens hem geen enkele zin: Man vervolgt die Juden nicht, weil sie etwas verbrochen haben. Sondern, weil sie Juden sind.
Als het niet over persoonlijke zaken gaat, maar over das Gesicht der Zeit zijn de brieven van Roth aan Zweig opvallend anders van toon. Roth bezigt duidelijke taal en gebruikt scherpe bewoordingen. Van het begin af aan maakt hij zich geen illusies over de bedoelingen van de aan de macht gekomen nazi’s.
Zweig, het staat buiten twijfel, zag eveneens dat met de nationaalsocialisten een beerput openging. De waarheid is vogelvrij, schreef hij in diezelfde tijd aan Thomas Mann. Maar hij wilde zich daarover niet publiekelijk uitspreken. Ook Thomas Mann deed dat niet, tot ergernis van zijn kinderen Klaus en Erika Mann. Al in 1933 nam Klaus Mann het initiatief tot het bij Querido in Amsterdam uitgegeven maandblad Die Sammlung, het tijdschrift voor uit Duitsland verbannen schrijvers. Klaus Mann vroeg aan Zweig of hij aan zijn blad wilde meewerken. Zweig reageerde eerst positief maar toen hij bemerkte dat Die Sammlung een duidelijk politiek standpunt innam, trok hij zijn toezegging in.
In een interne brief aan Insel-Verlag geeft Zweig met zoveel woorden te kennen dat hij niet van plan is aan Die Sammlung mee te werken. Hij was niet de enige die zich zo uitte. Ook andere schrijvers, onder wie Thomas Mann, lieten hun uitgever, in dit geval Bermann Fischer, weten dat zij afstand namen van Die Sammlung. De brief van Zweig, hoewel voor intern gebruik bedoeld, werd toch gepubliceerd, in het Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel, en dat ergerde Zweig die tot dan toe zorgvuldig had vermeden publiekelijk een politiek standpunt in te nemen.
In zijn brieven aan Zweig laat Roth zich over dit alles in niet mis te verstane bewoordingen uit: Alles kommt von Ihrer schwankenden Haltung. Op 7 november 1933 schrijft Roth: Und wenn die Sammlung tausendmal Unrecht hätte: gegen Goebbels, gegen Mörder, gegen die Schänder Deutschlands und der Deutsche Sprache ... hat sogar die Sammlung recht. Nog dezelfde dag vervolgt hij die brief met de verzuchting: bewahren Sie ihre Würde! Gelukkig deed Zweig dat. Hij nam afscheid van Insel-Verlag, es ist mein Leben darin, aber die Ehre is wichtiger, schrijft hij 13 november 1933 aan Roth. Roth antwoordt: Die Insel wird erfreut sein, wenn Sie gehen. Sie sind heute eine Belastung für die Insel. Man schämt sich des Juden.
Kort na het verschijnen van Die Welt von gestern schreef Hannah Arendt een opvallend scherp artikel: Stefan Zweig: Joden in de wereld van gisteren. Het is te vinden in de bundel Joodse essays, in 2008 bij Atlas uitgegeven (1). Ik citeer:
Hannah Arendt schiet door. Een directe en openlijke politieke stellingname vond Zweig niet passend voor een schrijver. Daar kan verschillend over worden gedacht. Zo meende Roth dat na 1933 voor een dergelijke te gereserveerde houding geen ruimte meer was. Er zou alleen maar misbruik van worden gemaakt. Toch nam Zweig wel degelijk stelling. Op zijn manier. Hij deed dat in zijn boeken. Hartmut Müller schrijft in zijn korte biografie van Zweig: Nach seiner Überzeugung gab es nur eine einzige Antwort auf die Herausforderung durch den Faschismus: die literarische Leistung und nicht die tagespolitische Auseinandersetzung. Het antwoord van Zweig was zijn boek Triumph und Tragik des Erasmus von Rotterdam, dat in 1934 verscheen. In mijn column van 18 februari jl. schreef ik daar al over:
In 1934 had Zweig voor een biografie van Erasmus gekozen, omdat Erasmus de eerste bewuste Europeaan was, een strijdbare vredesvriend, die één ding echt heeft gehaat: het fanatisme. Niet ‘de ijdelheid van een enkele natie’, maar ‘een vereniging van Europa in de geest van de humaniteit’, zo leidt Zweig de opvattingen van zijn hoofdpersoon in. Joseph Roth schreef aan Zweig: Das ist das nobelste Buch, das Sie je geschrieben haben ... die Biographie Ihres Spiegelbildes. Zweig zal dat als een groot compliment hebben opgevat.
In 1960 is een aantal artikelen van Stefan Zweig gebundeld onder de voor hem karakteristieke titel Europäisches Erbe. Ik vond het kortgeleden antiquarisch. De bundel begint met een uitvoerig stuk over Montaigne dat Zweig in 1941/1942 in Brazilië schreef. Vond Zweig eerst een bondgenoot in Erasmus, nu herkent hij zich ook in Montaigne die hij beschrijft als een vrije, onafhankelijke geest, menselijk blijvend in een tijd van onmenselijkheid, frei innerhalb des Massenwahnes. Een citaat:
Kort nadat Zweig dit schreef pleegde hij samen met Lotte Altmann, zijn tweede vrouw, zelfmoord. Zweig, de verdreven Europeaan, kon het niet verdragen dat de bestialiteit het had gewonnen van de menselijkheid.
In Europäisches Erbe staat ook de herdenkingsrede die Zweig in 1939 uitsprak, na het overlijden van Roth, unser lieber Roth, unvergessbar als Mensch.
En over Roth’s roman Hiob sprak Zweig de mooie woorden:
(1)
Op het artikel van Hannah Arendt over Stefan Zweig stuitte ik bij het lezen van Baltische Zielen, het vorig jaar eveneens bij Atlas verschenen boek van Jan Brokken. Op dit boek kom ik in een volgende column terug