Kafka, Brenner en Feuchtwanger

Leo Frijda

vrijdag 10 februari 2012

Wie eenmaal het lezen heeft ontdekt, kan er niet meer mee ophouden. Er zijn altijd weer ontdekkingen die uitzicht bieden op paden die daarna beslist ook bewandeld moeten worden. Van het een komt het ander en zo houdt het nooit op. Gelukkig maar. De Eeuwige heeft een beperkt aantal letters geschapen en het daarna aan de mens overgelaten om in alle vrijheid met die letters ontelbare boeken te schrijven. Daarvan maakt de mens dankbaar gebruik.

Enkele weken geleden besprak ik de roman van Kumpfmüller over Franz Kafka en Dora Diamant. Ook door die roman kwamen andere schrijvers in beeld. Als Kafka van zijn uitgever het contract voor zijn laatste verhalenbundel, Een Hongerkunstenaar, heeft ontvangen en daarna afscheid neemt van een vriendin van Dora die naar Palestina gaat, macht er Scherze, wenigstens ein reicher Mann wird er in Kürze sein, ziemlich berühmt, wenn er sich nicht irrt, mindestens so berühmt wie Brenner.

Kumpfmüller zal Brenner hebben gekozen omdat Kafka deze schrijver in zijn brieven enkele malen noemt. Vanuit Berlijn schrijft hij oktober 1923 aan Max Brod:

Ik lees een beetje Hebreeuws, voornamelijk een roman van Brenner, maar het valt mij erg zwaar, toch is in weerwil van alle bezwaren het lezen van tot nu toe dertig bladzijden geen prestatie waarmee men zich kan rechtvaardigen, als er over vier weken rekenschap wordt geëist. (...) Als roman geeft het boek mij overigens niet veel plezier. Ik had altijd eerbied voor Brenner, ik weet niet precies waarom, het was een mengsel van wat ik gehoord en gefantaseerd had, altijd werd er over zijn leed gesproken. En ‘leed in Palestina’?

Ook aan Robert Klopstock schrijft Kafka oktober 1923 over Brenner:

(...) nu ben ik vier weken hier en heb 32 bladzijden in een roman van Brenner gelezen, dus iedere dag een pagina. ‘Schechól uchischalón’ heet het boek, los jij die chemische formule maar op. Een voor mij in ieder opzicht moeilijk boek en niet erg goed. Pua heeft mij twee keer bij het lezen geholpen, maar nu heb ik haar in bijna veertien dagen niet gezien.

In een volgende brief aan Klopstock voegt Kafka een P.S. toe:

‘Schechol uchischalon’ zijn twee zelfstandige naamwoorden, die ik ook niet goed begrijp, in ieder geval proberen ze het wezen van het ongeluk uit te drukken. ‘Schechol’ betekent letterlijk kinderloosheid, dus misschien onvruchtbaarheid, zinloze inspanning en ‘kischalon’ betekent letterlijk: struikelen, vallen.

In Praag had Kafka Hebreeuwse les gekregen van Pua Ben-Tovim (1903-1991). Zij was geboren in Jeruzalem en sprak vloeiend Hebreeuws. Pua had Kafka het boek van Brenner aangeraden, als leerstof maar waarschijnlijk ook omdat het de beschrijving is van de poging een nieuw leven in Palestina op te bouwen. In 1923 was Pua naar Berlijn gegaan en toen Kafka daar september van dat jaar eveneens was gaan wonen, heeft zij hem enkele malen bezocht. Als Kafka oktober 1923 schrijft dat hij van het lezen van de roman van Brenner rekenschap moet afleggen, zal dat op Pua slaan. Met Pua heeft hij echter daarna weinig contact meer gehad. Kafka leefde samen met Dora Diamant, die bovendien ook Hebreeuws sprak, en Pua had in Berlijn haar toekomstige man, Joseph Menczel, ontmoet.


Brenner

Breakdown and Bereavement

De roman van Brenner is in 1920 verschenen, maar was al enkele jaren eerder geschreven. Aan de door mij geraadpleegde Engelse vertaling, Breakdown and Bereavement, gaat een inleiding vooraf van de vertaler, Hillel Halkin.

Josef Chaim Brenner is in 1881 in Novy Mlini (Oekraïne) geboren. In 1909 ging hij naar Palestina. Tijdens de rellen van mei 1921 in Jaffa was Brenner één van de slachtoffers. Nog slechts enkele weken daarvoor had Brenner, lees ik bij Halkin, published an emotional appeal for Arab-Jewish understanding in the Hebrew Press. De kibboets Givat Brenner is naar Brenner vernoemd. Ook is hij de naamgever van een literaire prijs.

Brenner schreef in het Hebreeuws en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het moderne Hebreeuws, hoewel over de literaire betekenis van zijn werk verschillend wordt gedacht. Halkin meent dat Breakdown and Bereavement eigenlijk slechts een voorlopige versie was die nog had moeten worden geredigeerd. Niettemin beschouwt hij het als een ontroerend boek dat ons een kijk biedt op Joods leven aan het begin van de vorige eeuw. De roman offers us a last, lingering glimpse of Palestinian life in the twilight days of the Ottoman Empire, when the horse-drawn carriage still vied with the railway and the country slumbered in peace if not prosperity, undisturbed by warring nationalisms and the forces of modernity, though clouds were already thick on the horizon.

Kafka vond het maar een moeilijk boek en niet erg goed. Dat is niet onbegrijpelijk als je bedenkt dat Kafka zich de Hebreeuwse tekst eigen moest maken en nog niet verder was gekomen dan de eerste dertig bladzijden.

Brenner heeft ook boeken van andere schrijvers in het Hebreeuws vertaald, o.a. Schuld en boete van Dostojewski. Men heeft hem ook wel met Dostojewski vergeleken maar zulke vergelijkingen zijn vrijwel altijd weinig verhelderend. Op de omslag van de kort geleden in het Nederlands vertaalde verhalenbundel van Etgar Keret, Verrassing, staat enkele malen vermeld dat deze verhalen doen denken aan Kafka. Nu heb ik Keret met heel veel plezier gelezen. De Nederlandse titel is ook goed gekozen want het zijn verrassende, geestige en vooral ook absurdistische verhalen. Maar laat die oppervlakkige verwantschap met Kafka maar zitten.

Het schrijven over schrijvers schijnt een trend te zijn in Duitsland. Vorig jaar heeft niet allen Kumpfmüller zich daaraan gewaagd, ook Klaus Modick. Hij schreef Sunset, een roman over de laatste jaren van Lion Feuchtwanger in Pacific Palisades. Zu den Romanen von Kafka habe ich kein Verhältnis, heeft Feuchtwanger eens geschreven. De soms wat erg breedvoerige Feuchtwanger en Kafka zijn ook wel geheel andere schrijvers. Maar dit terzijde.

Aan de westkust van Amerika, een paradijs in sombere tijden, hadden na 1933 meer intellectuelen en kunstenaars een toevlucht gevonden. Ze zijn geportretteerd in een fraai geïllustreerd boek van Thomas Blubacher dat eveneens vorig jaar is verschenen.


Sunset

Paradies in schwerer Zeit

Op de boekomslag rechts staat Feuchtwanger afgebeeld met kat. Mit der Inspiration, moet hij eens tegen Bertold Brecht hebben gezegd, verhalte es sich wie mit einer Katze: Sie kommt nicht, wenn man sie ruft, sondern sie kommt, wenn es ihr passt.

Het laatste deel van de ‘Wartesaal’-Trilogie van Lion Feuchtwanger draagt de titel Exil. Het in oktober 1939 door Feuchtwanger geschreven nawoord eindigt zo:

Ich selber bin im tiefsten überzeugt, dass die ungeheure, blutige Groteske, die sich in uns und an uns allen austobt, enden muss mit dem Sieg der Vernunft über die Dummheit. Ich bin überzeugt, dass mir der Ausgang dieses Krieges die Rückkehr nach Deutschland erlauben und mir die Möglichkeit geben wird, den Roman-Zyklus ‘Der Wartesaal’ mit einem Epilog ‘Rückkehr’ zu beschliessen.

Feuchtwanger, zie mijn columns van 8 en 15 januari 2010, is in 1940 via Lissabon naar Amerika gegaan. Naar Duitsland is hij niet meer teruggekeerd. Van een epiloog op de ‘Wartesaal’-Trilogie is het nooit gekomen.

Modick heeft met Sunset een mooie roman geschreven over een oudere Lion Feuchtwanger die terugkijkt op zijn leven. Samen met Paradies in schwerer Zeit geeft het een beeld hoe de uitgeweken schrijvers in Amerika een veelal tijdelijke woonplaats vonden.

Sunset speelt zich af in 1956, twee jaar voor de dood van Feuchtwanger, als hij bericht ontvangt van het overlijden van Bertold Brecht die tot 1947 in het nabij gelegen Santa Monica woonde en met wie hij had samengewerkt en ook bevriend was. Vlak voor zijn vertrek in 1947 was Brecht nog op bezoek geweest bij de Feuchtwangers in hun fraaie huis aan de Paseo Miramar. Daar is een foto van.


Zu zweit sassen sie auf der steinernen Bank
auf der Terrasse unter dem Eukalyptusbaum.

In 1956 schreef Feuchtwanger aan Jefta und Seine Tochter, zijn laatste roman, weer een Joods thema. Een Nederlandse vertaling is in 2008 verschenen bij Uitgeverij De Vuurbaak. De moeder van Feuchtwanger moet eens aan Marta, zijn vrouw, hebben gevraagd waarom haar zoon in zijn boeken steeds Joodse thema’s behandelde. Weil er darin sich selbst und seine gesellschaftliche Situation spiegeln konnte, antwoordde Marta. Dit las ik in het boek van Manfred Flügge over Die vier Leben der Marta Feuchtwanger. Flügge schrijft ook:

Aber welches wäre die ‘Heimat’ eines jüdischen Intellektuellen aus dem München der ersten Hälfte des 20. Jahrhunderts? Die letzte Geschichte, die Lion Feuchtwanger erzählt, ist ein Stück aus der Bibel, die Geschichte des Richters Jefta, der seine Tochter dem unsichtbaren Gott opfert und später eine neue, gerechte, friedliche und gläubige Gesellschaft errichtet. Diese Gotteserfindung und Staatsgründung kann als Verteidigung des Judentums und des jüdischen Selbstbewusstseins und letzlich auch des Staates Israel gelesen werden, als Erfüllung einer utopischen Hoffnung, eines bewahrten Glaubens, um den Preis unsagbarer Opfer.

Modick laat in zijn roman Feuchtwanger ook nog de mooie zin zeggen: Die Literatur ist das Gedächtnis der Menschheit, das die Juden mehr als jedes andere Volk gepflegt haben. Ja, de Eeuwige heeft ons met die letters een prachtig geschenk gegeven.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009