En toen was het eindelijk vakantie. Om een beetje te oefenen voor Israël besloten we eerst met z’n allen een paar dagen naar Luxemburg te gaan. “Luxemburg?” zeiden onze vrienden met licht fronsende wenkbrauwen, “maar ehhh, daar is toch niets te doen?” “Precies, dat is ook de reden dat we er naar toe gaan,” legde ik vriendelijk uit. Want in Israël zouden ons nu weer twee weken van familiebezoeken, slechte wegen, hitte, kindergekibbel, lawaaiige pretparken, koude airco’s die in je nek blazen, en kaartlees-geschillen te wachten staan. Nee, dan eerst even onthaasten in Luxemburg waar inderdaad weinig te doen is – hoewel het uitzicht prachtig is. Terwijl de kinderen in Luxemburg Stad in een park met exotische klimtoestellen spelen, weet ik even tijd voor mezelf vrij te maken door naar de overkant van de straat waaraan het park ligt te lopen. Aan de overkant staat namelijk de synagoge. Een mooi gebouw, maar nergens is enige informatie te vinden over de diensten. Alles zit potdicht en wordt door cameratoezicht bewaakt. Door een ruit zie ik een glimp van de hal die er imposant uit ziet.
Een paar meter van me vandaan stopt een paartje voor de synagoge: hij een kalende 40-er die richting 50 ging, zij een jongere vrouw. Aan het Engels met zwaar Midden-Oosters accent begreep ik dat de man een Israëli was. Hij begon de tekst op de gevel in het Hebreeuws voor te lezen aan de vrouw en vervolgens met zware tongval in het Engels te vertalen. Omdat een Jood natuurlijk nooit echt vakantie mag hebben en vrij van God en zijn wetten mag hebben, begon ik – alsof het om een beroepsdeformatie ging – automatisch ook na te denken over de tekst op de gevel van de synagoge. Ik had déze tekst niet eerder op een synagoge gezien. Men had namelijk gekozen voor een tekst uit het tweede hoofdstuk van de profeet Chagai. Kortom een tekst die men niet elke dag leest.
Het hele boek Chagai beslaat slechts twee hoofdstukken en gaat over het prille begin van de bouw van de Tweede Tempel, door hen die terugkeerden na de Babylonische ballingschap naar Israël. Het ging allemaal nog stroefjes met die bouw. Men krijgt het aan de stok met de oorspronkelijke bewoners van het land – waarschijnlijk gewoon Israëlieten die in het land waren gebleven na de Ballingschap en niet gedeporteerd waren door de Babyloniërs. Deze bewoners waren in de 70 jaar die de ballingschap volgens de Tenach duurde – volgens de wetenschap was de periode langer – veranderd en leken niet op de Babylonische Joden die terugkeerden (of beter: voor het eerst kwamen) naar het land van de voorvaderen. Maar ja, wie was er nou veranderd: de Babylonische Joden die mogelijk ingrijpend door hun omgeving waren beïnvloed, of de inheemse afstammelingen van Israëlieten die vrij ongestoord hun leven op eigen bodem voortzetten? Enfin, Joodse identiteit was toen ook al ingewikkeld, en dat zonder JMW! Voor de Babylonische ‘terugkeerders’ was de inheemse bevolking niet Joods genoeg meer, in ieder geval niet herkenbaar Joods voor hen, en dat leidde tot spanningen tussen beide bevolkingsgroepen.
Bovendien was het fysiek hard bouwen aan zo’n tempel. En wie zegt dat het iets zou gaan opleveren? Misschien was er iets onherstelbaars gebeurd na de verwoesting van de Eerste Tempel van Salomon, de grote trots van Tenach. Ook zat het materieel gezien nog niet echt snor – de oogsten vielen tegen, soms was er droogte. En een Tempel kost veel geld qua materialen en arbeid. Het leven was hard in het nieuwe-oude land. Kortom, reden genoeg voor pessimisme. Het is tegen deze achtergrond dat de profeet Chagai de mensen moed probeert in te spreken zodat men werkelijk aan de herbouw van de Tempel gaat beginnen en deze ook daadwerkelijk voortzet. Zo lezen we bij hem bijvoorbeeld het volgende:
Het volk geloofde er nog niet echt in, en het kleine bouwsel dat er stond maar nog niet af was blijkbaar, deed aan niets denken aan de glorie van vroeger. Maar je moet een profeet zijn om in dit prille begin een grote toekomst te zien. En zo gaat Chagai dan ook verder:
Kortom: alles zal goed komen. De veroveraars van vroeger zullen het onderspit delven en de heerschappij van de enige echte God moeten erkennen, en er zullen herstelbetalingen volgen. En dan volgt de tekst die ook op de gevel van de sjoel in Luxemburg prijkt en hier op de foto te lezen is:
De toekomstige glorie van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de Eeuwige der Machten; en op deze plaats zal Ik vrede geven... (Chagai 2:10)
Wat bedoelde men hier toch mee, vroeg ik me dus steeds af. Thuis kreeg ik het antwoord van de grote Rebbe (in het gehucht waar we verbleven hadden we natuurlijk geen internet), de Admor van Wikipedovitsh. Waar het op neerkomt is dat de oorspronkelijke synagoge die in 1894 was gebouwd, door de nazi’s in 1943 is verwoest. De huidige sjoel werd in 1953 ingewijd, met dit citaat uit Chagai op de gevel. Voor wie Frans leest hier nog even een link naar een artikel over de Joodse aanwezigheid in Luxemburg en een foto van de prachtige sjoel in Moorse stijl uit 1894.
De bedoeling was dus duidelijk: ook de Joden van Luxemburg moest hoop ingesproken worden na de Sjoa en de vernietiging van de synagoge en waarschijnlijk ook een aanzienlijk deel van de gemeenschap. Heel toepasselijk dus die tekst. Hoewel, je zou het ook wat dubbelzinniger kunnen lezen en de suggestie er in kunnen lezen dat de Tempel (het Eerste Huis) definitief is vervangen door de synagoge (het Tweede Huis). Stof tot nadenken, in deze Joodse maand waar we net stilgestaan hebben bij de verwoesting van vooral de Tweede Tempel in het jaar 70 van de jaartelling (volgens de rabbijnse chronologie overigens het jaar 68, maar dat is weer een ander verhaal). Jodendom is nooit ver weg, ook niet op vakantie.
Sjabbat sjalom