Marcel Möring

Femmetje de Wind

vrijdag 7 augustus 2020



“Ik ben tot het abstracte inzicht gekomen dat ik wel recht heb op liefde”


Marcel Möring (1957) werd geboren in Enschede en groeide op in een Joods gezin in Assen.
Möring debuteerde op 33-jarige leeftijd met de roman Mendels erfenis. Voor zijn tweede boek Het grote verlangen kreeg hij de AKO Literatuurprijs. In 1997 kwam In Babylon uit, een bestseller die wereldwijd werd vertaald. Daarna schreef Möring nog drie romans, die minder haken naar het grote publiek. Zijn meest recente roman, Amen (2019), is een van zijn meest persoonlijke boeken. In deze vertelling voert hij Sam Hagenau op, een archeoloog die werkzaam is op het terrein van Kamp Westerbork. Dat gegraaf in de grond levert Hagenau eigenlijk weinig inzichten op. De grotere strijd die hij voert, vindt plaats in zijn hoofd. Hij wil weten waarom zijn vrouw hem verlaten heeft. Niet zo verwonderlijk, want Möring schreef de roman in een periode dat hij zelf in scheiding lag. “Ik heb geprobeerd echt heel diep te gaan in dat rouwgevoel, dat altijd aanwezig is. Het gemis van die vrouw gaat eigenlijk over een ander gemis, een dieper gemis.”



Het boek Eden (2017) open je met een uitspraak van James Joyce: “History is a nightmare of which I’m trying to awake.” Kun je iets vertellen over jouw familiegeschiedenis?
Er werd thuis niet over gepraat en niemand scheen ook iets te weten, en als mensen wel iets wisten, wist je niet zeker of het wel klopte. Als je niets weet, weet je ook niet wat je moet achterhalen. Ik ben nu 62 en ik denk dat ik nog maar een heel klein stukje van onze familiegeschiedenis ken. Wat ik concreet weet, is door een Duitse fan van mijn werk uitgezocht. Hij stuurde me een mailtje dat hij mijn stamboom wilde trekken. Het resultaat was dat ik jaren later met mijn kinderen een week op stap ben geweest in Worms, de plek waar mijn familie vandaan zou komen.
Maar er was daar weinig over van het Joodse leven. Het getto was er nog wel, en een oude sjoel, de oudste van west Europa. Ook is er een Joods kerkhof dat dateert uit 900, maar daar is ook niets meer te vinden. Die Duitsers hebben het helemaal doodgerestaureerd, daar zijn ze goed in. Het is net een soort Madurodam. Toen ik terugkwam in Nederland ontdekte ik dat mijn familie helemaal niet uit die streek komt, behalve degene die naar Nederland is gekomen en die opperrabbijn van Amsterdam werd, Abraham Wirmeise. Nou goed, we hadden er dus geen zak aan.

Een teleurstelling?
Ach, nee. Ik vind dat juist het aardige van geschiedenis, dat je op een dwaalspoor wordt gebracht. Je gaat erheen, in een stikhete auto, 43 graden, kinderen, koffers, et cetera. En dan kom je terug en ontdek je dat er niets van klopt. Ik ben blij dat ik niet te veel weet. Het ontbreken van de geschiedenis is voor mij vooral belangrijk omdat ik haar zelf kan invullen en die leegte wordt dan een roman in mij.

Simon Schama schreef: “Wat de Joden in de eerste plaats verbindt, is hun verhalen.” Herkenbaar?
Ja, in zekere zin. Maar er waren bij mij thuis geen verhalen. Mijn moeder is geboren in Rotterdam, ze is ondergedoken met haar zusje in de buurt van Enschede, in separate gezinnen. Mijn vader is niet Joods, ja zijn familie wel, maar die hebben zich in de negentiende eeuw laten bekeren. Na de oorlog kwam niemand terug. Mijn moeder was heel jong dus er is eigenlijk geen continuïteit in onze geschiedenis, in de verhalen in onze familie. Het begint eigenlijk allemaal in 1957 als mijn ouders trouwen en ik geboren word. Mijn leven begint dus vanaf nul.
Schama heeft wel gelijk, maar de geschiedenis van het Engelse jodendom is heel anders dan die van de Europese Joden. Hier is de geschiedenis doorgeknipt, er ontbreken stukken, de verhalen zijn onderbroken en dat werkt nog steeds door.

Hoe werkt die geschiedenis voor jou persoonlijk door?
Ik heb me altijd voorgenomen daar heel pragmatisch in te zijn. Ik weet nog dat ik in de jaren tachtig door JMW (Joods Maatschappelijk Werk, fdw) werd benaderd voor een werkgroep tweede generatie. Dat verzoek heb ik met hoongelach ontvangen en geweigerd. Het was natuurlijk eerder een wensdroom dan dat ik daar heel goed over na had gedacht. Ik zag wat de oorlog met de generatie van onze ouders had gedaan maar ik dacht, met ons gaat het toch goed?
Ik merk wel dat naarmate ik ouder word, ik het lastiger begin te vinden. Daar komt ook een schuldgevoel bij kijken. Wat zal ik nou zeuren over wat er een generatie vóór me is gebeurd? Daardoor beland je een beetje tussen hamer en aambeeld. Ik ben opgevoed met flink zijn en doorgaan, maar dat betekent ook dat je vrij veel in jezelf niet goed ziet, omdat je zo gericht bent op dat doorgaan.
Een groot houvast is mijn werk. Ik zit hier ’s morgens vroeg al achter mijn tafel en zolang ik deze plek heb is het goed. Maar als ik naar buiten stap is er niet zoveel en dan moet ik bijvoorbeeld over mezelf gaan nadenken en dat vind ik lastig, dus dan ga ik toch maar weer achter die tafel zitten. Het schrijven is een win-win situatie voor mij.

Via de personages kan je een deel van jezelf vinden?
We hebben geen familie maar met mijn personages kan ik wel een familie samenstellen. In al mijn romans komen families voor. En het huis, waar de familie woont. Ik ben zelf twintig keer verhuisd. Ik woon hier nu al drie jaar, prachtig midden in de natuur, maar het is niet mijn thuis. Dat heb ik nog nooit gevonden en ik denk ook niet dat ik dat ooit nog vind. Wel in mijn boeken, daar ben ik thuis.

Ook in jouw boeken kunnen je personages dat ‘thuis’ niet goed vinden?
Klopt. Is dat niet het verhaal van het Europese jodendom? Wie is thuis? Wie voelt zich thuis? Er is een inherente thuisloosheid.

Nog steeds?
Helaas wel. Het is wel geen oorlog momenteel, maar er gebeuren toch vervelende dingen. Mijn dochter bijvoorbeeld is van school gewisseld omdat ze dagelijks werd lastiggevallen met antisemitische opmerkingen en filmpjes op social media.

Wat was dat voor school?
Het Montessori lyceum in Rotterdam. En ze hebben er niets aan gedaan. Ik ben nog gaan praten, maar ze zeiden, u moet het niet zo serieus nemen. We hebben nu dat hele racisme debat. Je kunt het wel fixeren op huidskleur, maar het gaat puur om het apart stellen van een groep. En de Joden zijn de lakmoesproef voor discriminatie.

Ik ben zelf ook een tweede-generatiekind. Ik heb me ook proberen te verzetten, je zoekt toch naar het succes in plaats van naar het verdriet. Maar ik ben me steeds meer bewust dat de geschiedenis invloed heeft op mijn leven, op de keuzes die ik heb gemaakt. En ik vraag me af: wat is het precies dat ons nog steeds kwelt?
Dat kun je niet vangen in een thema of een begrip. Bij hele grote trauma’s, zoals slavernij of een vliegramp is er een herstelperiode en kun je daarna verder, maar voor het jodendom is die er niet. De oorlog wordt voor iedereen geschiedenis maar niet voor ons. Ook niet voor onze kinderen. Ik was heel optimistisch toen ik kinderen kreeg, omdat ik dacht dat die er niet mee belast zouden worden, ik heb echt geprobeerd ze de goede en leuke dingen mee te geven van het jodendom, zoals Chanoeka en Pesach, Sederavond. Het blijkt een heel dun laagje te zijn. Het woekert daaronder toch weer door.

Bij ons thuis was het ook gezellig, maar toen ik het huis uit ging kreeg ik last van angsten, depressie. Ik las dat jij in analyse bent geweest vanwege een depressie, zou je die depressie ook willen terugvoeren op onze geschiedenis?
O ja, dat weet ik zeker, daar is niet aan te ontkomen. Er is een hele generatie opgevoed door beschadigde mensen, ook al denken ze zelf dat ze niet beschadigd zijn. Kijk, er waren twee strategieën. Er niet over praten en doorgaan, nou dat is heel succesvol tot je zestig wordt en dan kom je jezelf tegen. Of er wel over praten, maar dan gaat het niet goed met je. Bij mij thuis werd er niet over gepraat, maar dan snijd je je emotioneel ook af van je kinderen.
Mijn moeder is dit jaar overleden, dat was geen warme vrouw, als ik dat eufemistisch mag zeggen. Brand is erger, dat was haar standpunt.

Hoe ben je daarmee om gegaan als kind?
Wat ik lastig vond was dat niemand zich met mij bemoeide. Toen ik mijn middelbare schoolexamen had gedaan, had ik nog nooit met mijn ouders gesproken over wat daarna. Op een septemberochtend werd ik wakker en mijn moeder stond bij mijn bed en zei: “Moet je niet naar school?” Ik zei: “Mam, ik heb examen gedaan.” Ze zei: “En wat nu dan?” Ik dacht, ja wat nu dan?! We hebben nooit ergens over gepraat! Ik was al heel jong alleen en zo is het eigenlijk altijd gebleven. Ik ben nu ook weer alleen.
Ik ben een product van de geschiedenis vóór mij, van mijn ouders, maar ook van de Joodse geschiedenis. En ik heb er altijd moeite mee om dat te zeggen.

Waarom?
Ik wil niet de geschiedenis van het jodendom annexeren voor mijn gevoelens.

Het is ook moeilijk omdat het tweede-generatiesyndroom geen ‘diagnose’ is. Er is geen hard bewijs dat wij nog mogen lijden om wat de generaties voor ons is aangedaan.
Ik vind het niet zo belangrijk of het bewezen is. Er is ook nog zoiets als anekdotisch bewijs en dat is overweldigend. Alleen al in de literatuur. Er is een dichotomie tussen het persoonlijke en het algemene. Ik voel me te klein ten opzichte van die geschiedenis. En ja, ik heb dan het gevoel dat ik het leed annexeer. Dat kan er ook mee te maken hebben dat ik buiten de Randstad ben opgegroeid, daar waren heel weinig Joden. Toen ik van Enschede naar Assen verhuisde verdubbelden wij de plaatselijke Joodse bevolking. Ik voel me ten opzichte van het rijke Joodse leven in Amsterdam altijd een beetje ambivalent. Ik hoor daar niet bij. Bovendien ik ben 1,95 meter en ik speel geen viool … dus ja.

Maar je bent wel schrijver. Heeft het zin om te spreken van Joods schrijverschap?
Volgens mij wel, maar dertig jaar geleden had ik iets anders gezegd. Toen ik mijn eerste roman aan het schrijven was, had ik me voorgenomen: ik ga niet over Joden schrijven, dat is allemaal zo passé, maar ja op een gegeven moment ging de hoofdpersoon Mendel heten en toen dacht ik, oei het gaat fout. Enfin, ik heb nooit meer over iets anders geschreven. Iets anders interesseert me ook niet.

Haal je de pijn daarmee ook niet naar binnen?
Ja.

Maar je hebt geen keus?
Er is ook zoiets als te veel geschiedenis. Ik denk als de Joodse cultuur ergens last van heeft dan is het te veel geschiedenis. Een geschiedenis die veroorzaakt is door anderen. Wij moeten daarmee in het reine zien te komen. Het is typisch Joods om dat in de vorm van verhalen te doen, midrasjiem. Dat is de kern van mijn schrijverschap, om de verhalen te vertellen. Niet in een serie gegevens, dat weten we nou wel. Simon Wiesenthal heeft dat gedaan: 365 dagen ellende uit de Joodse geschiedenis. Ik kijk naar wat die ellende betekent in het leven van mensen, hoe de geschiedenis met ons meereist. Ik ben nu bezig met een nieuwe roman van zevenhonderd pagina’s en ik dacht vanochtend nog, het gaat dus gewoon allemaal over die geschiedenis die je nog steeds achter je aan sleept en waar je niet los van kunt en wilt komen.

In je meest recente roman, Amen, komt het begrip ‘the wider landscape’ steeds terug. Een idee uit de archeologie dat verwijst naar het fenomeen dat niets op zichzelf staat. Alles is met elkaar verbonden. Echter als ik naar jouw werk kijk, zijn je verhalen vaak ook op zichzelf staande vertellingen. Vooral je recente boek voelt rafelig en hier en daar onaf.
Als literatuur ook maar in enige zin een afspiegeling van het leven is dan heeft het rafelranden. Dat is geen onmacht, ik vertel soms een verhaal en dat is hoe het is. Niet elk verhaal is netjes afgehecht aan het einde. Ik houd van die onafheid in het weefsel van verhalen. Dat maakt onderdeel uit van mijn kijk op de literatuur. Ik ben altijd lichtelijk pissed als ik zo’n boek lees waar alles aan het eind in elkaar valt. Dan denk ik, wat heb je nu gemaakt? Een legpuzzel?

Sam Hagenau wil in Amen begrijpen wat er mis is gegaan in zijn huwelijk. In die gedachtestroom kom je als lezer terecht. Het is ook een heel persoonlijk boek geworden, omdat je zelf in scheiding lag in de tijd dat je het schreef. Kun je daar iets meer over vertellen?
Ik begon eigenlijk toen ik nog getrouwd was, maar na twintig pagina’s was ik gescheiden (lacht). En toen duurde het nog anderhalf jaar voordat het boek af was. Ik heb die scheiding wel mee laten wegen, maar het werd eigenlijk steeds meer een boek over rouw. De concrete vorm is de scheiding die de hoofdpersoon diep treft, niet eens zozeer omdat zijn vrouw weg is maar omdat hij het niet snapt. En in dat niet snappen ligt eigenlijk het niet snappen van zijn hele leven. Het is een persoonlijk verhaal, veel persoonlijker dan veel van mijn romans, maar ik heb geprobeerd echt heel diep te gaan in dat rouwgevoel, dat altijd aanwezig is. Het gemis van die vrouw gaat eigenlijk over een ander gemis, een dieper gemis.

De leegte en de eenzaamheid die uit je boek spreekt, grijpt je naar de keel. Maar uiteindelijk blijf je als lezer wel achter met het gevoel van niet begrijpen. Je maakt het de lezer in die zin niet comfortabel. Er komt geen loutering.
De kern van zijn bestaan is: hij houdt niet van zichzelf en hij kan zich niet voorstellen dat iemand anders wel van hem houdt. Ik had dat zelf ook toen mijn vrouw bij me weg ging. Ik dacht, logisch ik zou ook bij mezelf weggaan. Ik ben een hele aardige man hoor, werkelijk, ik kan ook goed koken, dat doe ik elke dag. Ik heb altijd een schone zakdoek bij me, maar het diepe gevoel dat je eigenlijk nooit genoeg kan zijn voor iemand anders, dat komt voort uit iets heel anders. Dat is de leegte in mij en in mijn hoofdpersoon. Het gaat over liefde maar het gaat niet over liefde.

Mij bekroop het gevoel: waarom is hij eigenlijk bij haar gebleven? Zo leuk is ze niet.
Als je denkt dat je niet veel verdient, vind je dat de service ook niet slecht is als die dat wel is. Met mijn toenmalige was dat eigenlijk ook zo. In de eerste maand dacht ik al, dit is niet zo’n goed idee dat we bij elkaar zijn. Maar ik dacht ook, tja zo zit de wereld in elkaar, het is kut en dit is wat je krijgt.

Toch hecht je hoofdpersonage zich erg aan ‘die’ vrouw.
Exact. Hij heeft het over zijn moeder die heel afstandelijk is en waar hij eigenlijk niet echt van kan houden en toch is hij ook aan haar gehecht. Dat gold ook voor mij. Ik was in veel opzichten niet echt dol op mijn moeder. Er was ook geen ander contact dan het feit dat ik in mijn jeugd in hetzelfde huis woonde als zij. Kijk, de vrouw die wordt mishandeld door haar man blijft vaak heel lang bij die man. Ze heeft in hem geïnvesteerd, maar ze kan zich ook niet voorstellen dat het zo slecht is. Op een gegeven moment maak je die slechte behandeling deels tot jouw schuld. Het is een situatie waar veel mensen van de tweede generatie in zitten. Het is een generatie die is opgevoed met weinig liefde, met weinig begrip en belangstellig. En die de aandacht en liefde van hun ouders probeerden te verdienen op andere manieren. En vaak ook een positie innemen waarin zij de verzorgers worden. En dat levert nare taferelen op in je latere relaties. Er zijn twee mogelijkheden, of je neemt alles voor je rekening, dat deed ik, of je neemt niets voor je rekening. Maar al met al, het zijn nooit gezonde relaties.

Je hecht je als kind aan het verdriet. En blijft daar steeds weer naar op zoek?
Dat is heel verleidelijk. Op een gegeven ogenblik wordt een depressie ook een metgezel, daar kun je immers altijd op rekenen.

Zou je er zonder willen?
Ik vraag me dat af. Ik ben vijf jaar in analyse geweest, daar heb ik veel aan gehad, maar de depressie is er niet van weggegaan. Churchill noemde zijn depressie de zwarte hond. Ik heb altijd zo’n beeld van een zwarte kraai, dat is mijn depressie. Ik ben nooit alleen, ik heb niemand nodig, ik heb mijn depressie. We hebben ook veel lol samen, hoor. (lacht)
Mensen denken dat schrijven een intellectuele bezigheid is, maar het gebeurt vanuit de buik. Dan heb je dus een zekere kwetsbaarheid nodig, een schaafwond, en als je sterk genoeg bent – en dat bedoel ik niet positief – dan kun je daarmee leven en werken.

Voor mij voelt het als laveren langs de afgrond. Je loopt langs een klif waar je niet af moet kukelen. Het moet net genoeg zijn diep te kunnen voelen en empathisch te kunnen zijn, maar niet zoveel dat je gaat wankelen en eraf valt.
Het wordt moeilijker naarmate je ouder wordt hoor.

Fijn.
Ja, ik denk ik gooi het alvast even in de groep.

Naarmate ik ouder word, voel ik me meer aangetrokken tot het doen van de dingen die wezenlijk zijn. Maar dat brengt me ook dichter bij de pijn en het trauma. Wat te doen?
Er is één ding erger dan het wel doen en dat is het niet doen. Je kunt er niet omheen lopen. Ik ben ervan overtuigd dat als je het nu al doet, dat je het ook moet doen, dat je er ook de kracht voor hebt. Ja, hoe lang je het volhoudt is een tweede. Maar je kunt toch niet in onwetendheid en niet beseffend voortleven? Kijk, het is altijd prettig als er geld binnenkomt, maar dan ben je op een gegeven moment zeventig en dan heb je een dikke wagen en een mooi huis, maar dan heb je dus niets. Ik heb al heel vroeg het idee gehad, als ik heel oud ben wil ik kunnen zeggen: ik heb gedaan wat ik wilde doen, wat ik belangrijk vind, fuck de vakanties en al die anderen dingen. Ik wil doen wat ík belangrijk vind, dat is onontkoombaar. En dat voert mij naar dit onderwerp en dat voert jou naar dit onderwerp en velen uit onze omgeving ook. We hebben gewoon pech gehad.

Ook in je schrijverschap doe je geen concessies. Is dat het hoogst haalbare, dat je gewoon kunt schrijven zonder bezig te zijn met de lezer?
Ik heb me altijd afgevraagd waarom de periode van het experiment in de literatuur na 1980 verdwenen is. In de schilderkunst zie je dat niet; de abstracte kunst heeft zich daar verder ontwikkeld. Aan de andere kant, ik wilde heel graag terug naar wat mij zo aantrok in de literatuur toen ik een jaar of 17 was: een boek dat anders in elkaar stak. Niet met een keurig midden en een eind, met al die hoofdstukjes ertussen, dat NRC-lezers boek. Maar iets anders. Waar het me om gaat is mijn vrijheid als schrijver. Ik wil per keer kijken wat ik wil maken, het is geen carrière voor mij.

Het is kunst?
Ja. Ik ben ooit toen ik jong was gevraagd hoofdredacteur te worden van een reclamevakblad. Ik ging er een ton per jaar mee verdienen, let wel, ik had helemaal niets op dat moment. Maar ik heb het niet gedaan. Het leven was een stuk makkelijker geweest als ik het wél had gedaan, maar dan was het niet mijn leven geweest. Ik wilde dit altijd doen. Bij dit hoort ook dat je soms iets schrijft waarvan je weet, daar zit het grote lezerspubliek echt niet op te wachten.
Na In Babylon wilde iedereen van mij In Babylon 2. Mijn Amerikaanse uitgever wilde dat, die had geweldig veel geld voor In Babylon betaald met de gedachte dat ik dat zou doorzetten, dat enorme Joodse publiek In Amerika bereiken. Maar ik had daar helemaal geen zin in, ik wilde een boek schrijven over een Jood in de TT-nacht in Assen. Nou dat heeft me tachtigduizend lezers gekost.

Zou je kunnen zeggen dat je in je werk geen concessies doet, terwijl je je in je privéleven te makkelijk voegt?
Nee, nee, laten we dat misverstand niet de wereld in helpen, ik ben in mijn relaties ook heerszuchtig. Ik ben niet mak, ik reken alleen niet op warmte, liefde en aandacht. Dat is wat anders. (stilte) Ik ben in relaties nooit echt goed aanwezig geweest. Ik zat altijd boven in mijn werkkamer en ik heb ook onbewust gezocht naar een soort vrouwen dat het moeilijk vond om veel liefde te geven. Daar kan ik ook niet zo goed tegen, als mijn redacteur tegen me zegt “Dat heb je goed gedaan” dan zeg ik “Ja, ja, dat weet ik nu wel, maar wat is er niet goed?” Dat wilde ik in relaties kennelijk ook. Ik zocht onbewust naar harde vrouwen. Inmiddels is alles anders.

Wat is er dan anders?
Tijdens mijn tweede scheiding heb ik me voorgenomen: ik ga nu niet doen wat ik altijd heb gedaan, gewoon doorgaan. Ik ga er goed over nadenken. Nou, dat was een zware tijd, ik heb twee keer gedacht, ik ga toch maar weer in therapie. Maar ja, dan kom je hier in het noorden bij zo’n antroposofische boerin terecht en daar had ik ook niet zo’n zin in. Ik ben er al wandelend en piekerend doorheen gekomen. Ik dacht, het moet afgelopen zijn met die lage verwachtingen, want dat leidt alleen maar tot ellende. De keus is dan, of alleen blijven of bij de volgende relatie toch wat meer verwachtingen koesteren.

Maar ben je dan bereid ook een deel van de vrijheid op te geven voor zo’n relatie?
Ik vind schrijven belangrijk. En ik vind mijn kinderen belangrijk. En alles wat daarna komt is niet onbelangrijk, maar dat komt niet op de eerste plaats. De kern van mijn bestaan is schrijven.

Is dat dan niet waardoor het misgaat?
Dat het de schuld van de literatuur is? (lacht)

Misschien. Tot welk inzicht ben je nou gekomen?
Ik ben tot het abstracte inzicht gekomen, op basis van de redenaties in mijn hoofd, dat ik wél recht op liefde heb. Ik heb al moeite om het uit mijn bek te krijgen.

Maar wat betekent dat abstracte inzicht concreet?
Ik ben egoïstischer geworden. Ik zou nu eerder zeggen: dit is wat ík wil. Het kon me nooit zoveel schelen wat ik wilde, als ik maar kon schrijven. Ik heb goed naar mijn kinderen geluisterd, die mij streng hebben onderhouden over onder andere mijn laatste relatie, waar ik volgens hen niet aan had moeten beginnen.

Heb je nou het gevoel dat je met deze inzichten nog wel een relatie wil?
Wat ik vooral wil is niet langer de hele tijd denken: wat wil mijn moeder? Dat is de kern van de zaak. Ze is nu sinds een maand of drie dood. Maar een moeder is zo’n natuurkracht in je leven of je nu veel van haar houdt of weinig, elke keer als ik een doekje over het aanrecht haal is mijn moeder daar, fuck. Een hele stap vooruit zou zijn, als ik de vrouwen in mijn omgeving niet behandel alsof ze mijn moeder zijn. Ik ben echt geweldig in het verzorgen, koken, gezellig maken. En dan denk ik meteen, houd op!

Dus je moet eerst loskomen van je moeder voordat je een relatie kan aangaan?
Nou je hoort het al, dat is een onmogelijke situatie.

Misschien vrede sluiten met je moeder?
Nee, ik hoef geen vrede te sluiten met haar. Ik kan haar moeilijk verwijten dat ze niet lief was of aanhalig …

Ben je daar nooit boos over geweest?
Nee, want zij heeft het zelf ook nooit gekend, ze heeft zelf ook geen liefde gekregen. Zie je, nu schiet ik alweer in de verontschuldiging. Waar ik wel boos over ben geweest is dat er eigenlijk zo weinig belangstellig is geweest voor mij, dat ik vanaf mijn twaalfde alles zelf heb gedaan. Ik heb bijvoorbeeld ook zelf mijn middelbare school betaald. Mijn ouders wisten niet eens dat er iets betaald moest worden. En later, ik heb bijvoorbeeld dertig jaar in Rotterdam gewoond, in al die tijd is mijn moeder maar drie keer langs geweest. Een keer toen ik verhuisd was, een keer toen mijn eerste kind werd geboren en een keer toen ik ging trouwen. Maar als ik een paar weken niet langs kwam in het noorden, nou dan werd me dat kwalijk genomen. Het waren natuurlijk zeer beschadigde mensen. Maar goed dat is geen excuus. Ik ken mensen die in drie kampen hebben gezeten en dat zijn hele leuke en aardige mensen geworden. Het kan dus wel.

Je bent ook een tijdje vroom geweest, las ik. Why?
De rabbijn van het noorden was een Lubavitcher, Shimon Evers. Ik vond het een aardige kerel dus ik ging regelmatig over sjabbat naar Amersfoort. Ik wilde een tijd zo leven om te kijken wat ik ervan vond. Maar ja, op een gegeven moment dacht ik, dat kan toch niet, ik moet kunnen schrijven op sjabbat. Dat is mijn taak in de wereld.
Het was ook wel afgelopen toen ik me realiseerde dat Shimon Evers me aan de vrouw wilde brengen. Hij nodigde altijd jonge meisjes uit op sjabbat. Ik zei tegen hem, ik ben er niet om de soort in stand te houden. Het kan mij werkelijk helemaal niets schelen of iemand Joods is of niet. Ik moet er eigenlijk niet aan denken, een Joodse partner. Ik had een Joodse moeder en ik heb twee zusters, dat is meer dan genoeg.

Heb jij iets met Israël?
Nee. Ik ben blij dat Israël er is, net zoals ik blij ben dat wij de Deltawerken hebben. Israël is toch een beetje de Joodse Deltawerken voor ons volk. Maar ik heb er niet zoveel mee. Ik ben er een keer geweest. Maar kom, dat is toch niets voor ons? Moeten we weer onder een vlag gaan staan, een leger hebben. Dat geeft allemaal problemen. Ik vond de diaspora eigenlijk wel goed, laat ons maar onder de volkeren leven.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.
Een aangrijpend interview, Marcel. We hebben ooit naast elkaar gezeten en nergens over gesproken...en nu kom je zo dichtbij. Morgen ga ik Amen kopen. Alle goeds wens ik je, Chaja
dank je voor dit interview ik herken de gevoelens ik ga je boeken lezen
Beste Marcel, Ik heb je boek Amen gelezen. Het is het eerste boek dat ik van jou heb gelezen. Het heeft een diepe indruk op me gemaakt. Ik vind het een prachtig boek. Literair hoogstaand. Dank voor dit boek! Het beschrijft kernachtig de uitdaging van een tweede generatie die het leven weer zin tracht te geven na een niet te vatten ramp.
Als kind van oorlogskinderen en kleinkind van een oma met kampnummer kan ik me in jouw verhaal herkennen en je hebt er een lezer bij.

Columns 2020