Jeruzalem bereidt zich voor op sneeuw, waarschuwt het General Press Office me op 4 januari. De gemeente snoeit takken van bomen die te dicht bij elektraleidingen groeien en houdt sneeuwschuivers klaar. We worden opgeroepen om goten en waterafvoeren schoon te maken, antennes en zonneboilers op het dak vast te zetten (ik kan niet eens op het dak, er is geen trap), een schep gereed te houden om sneeuw te ruimen en voor enige dagen een voorraad water en voedsel in te slaan. Verder moeten we zorgen voor ‘andere verwarmingsbronnen’ naast elektrische. Had ik maar een ouderwets petroleumstelletje. Een campinggasje zou handig zijn. Maar het kampeerseizoen is over, niet in de grote super te vinden. Ik heb in ieder geval een schep.
Dinsdag 6 januari. A. komt langs, een jonge Amerikaan die zijn ICT-job is kwijtgeraakt en tijdelijk leeft van huizen schoonmaken. Hij vindt de maatregelen allemaal overdreven, “als aan de ene kant van de straat de elektra uitvalt, doet-ie het aan de overkant wel, dan ga je gewoon naar de buren.” Maar een vriendin van me die in Tekoa woont, neemt het serieuzer. Daar hebben ze in 2013 dagen zonder stroom gezeten, geen verwarming, geen eten kunnen koken, de sjabbat viel er ook nog eens in, ze hoopt niet dat ze dat nog eens meemaakt. Ook P., een vriendin in Jeruzalem, heeft in 2013 twee dagen zonder licht en warmte gezeten. Als dat nu weer gebeurt, gaat ze naar een hotel, kondigt ze aan. (Een beetje hotel heeft een extra generator). Met Y. spreek ik af dat ik naar haar toekom als bij mij alles uitvalt en omgekeerd als het bij haar gebeurt. Zitten we allebei in de kou, dan vluchten we naar haar moeder, die een open haard heeft en extra houtblokken heeft ingeslagen en bovendien fantastisch kookt. We hebben hier geen echt Oud-en-Nieuw beleefd, maar nu belooft het toch een Dickensiaans sprookje te worden!
Woensdag 7 januari. Het stormt in Jeruzalem, vanaf een uur of twaalf wordt er sneeuw verwacht. De Supersol is vanochtend ongewoon druk, mensen slaan flessen mineraalwater in en oplaadbare noodlampen. Bij de bakker koop ik een van de laatst quiches. De wegen van en naar Jeruzalem worden afgesloten om te voorkomen dat automobilisten massaal komen vast te zitten in de sneeuw, zoals in 2013 gebeurde. ’s Middags begint het te onweren en te hagelen, later natte sneeuw, maar het mag geen naam hebben, vind ik als Nederlandse. Op internet ben ik in contact met de rest van de wereld en lees opeens over de brute, laffe aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Op een amateurvideo is duidelijk te horen hoe de zwartgemaskerde terroristen Allahoe Achbar roepen en op een andere video zie ik hoe een gewonde politieagent die op de grond ligt met zijn handen boven het hoofd, wordt afgemaakt. Het grootste deel van de redactie is vermoord, onder hen de 80-jarige Joodse cartoonist Wolinski, ‘omdat ze de Profeet hebben beledigd’.
Donderdag 8 januari. In de tuin liggen ’s ochtends slechts resten bevroren hagel. Wel heeft de storm toch nog 17.000 huishoudens in Israël zonder stroom gelaten, onder andere in Asjdod, Asjkelon, Netanja, Rechovot … niet in Jeruzalem geloof ik. Voor morgen wordt hier sneeuw verwacht. Maar het wordt voor mij allemaal overschaduwd door de aanslag in Parijs. De reacties vanuit verschillende politieke richtingen zijn voorspelbaar. Links benadrukt dat deze fanatici maar een klein gedeelte van de moslimbevolking uitmaken en dat niet alle Moslims nu slachtoffer van moslimhaat mogen worden; rechts wijst op de naïviteit van Europese beleidsmakers ten aanzien van het gevaar van de politieke islam in Europa (ook wel Eurazie genoemd) met haar grote islamitische bevolkingsgroepen. Ik ben blij dat ik geen politiek commentator ben …
‘La Liberté assassinée’ is de kop van de Franse krant Le Figaro. Niets aan toe te voegen.