Er is onlangs enige ophef ontstaan over een rapport van VN-rapporteur Dubravka Simonovic aangaande het veronderstelde verband tussen huiselijk geweld van Palestijnse mannen tegen hun vrouwen, en de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever. Ofwel, kort door de bocht: “het is Israëls schuld als Palestijnse mannen hun vrouwen mishandelen”.
Namens UN Watch vroeg Hillel Neuer hoe de rapporteur aan haar gegevens was gekomen, want dat stond nergens in het rapport, er werden geen cijfers genoemd, er was geen vergelijking met de situatie van vrouwen in andere Arabische landen zoals Libanon, Jordanië, Egypte of de Sinaï. Bovendien werd er geen woord gewijd aan islamitische predikers die op de Palestijnse televisie komen uitleggen hoe men zijn vrouw kan slaan: “niet zo dat ze er lelijk van wordt of dat de politie er bij moet komen”.
Natuurlijk zal geweld tegen vrouwen (en kinderen niet te vergeten) toenemen naarmate een samenleving erger onder druk staat door oorlogen, aanslagen, armoede en werkloosheid. Dat geldt voor Palestijnse vrouwen en dat geldt voor Israëlische vrouwen. In Israël zijn ook meer meldingen van huiselijk geweld in tijden van oorlog of terreuraanslagen. Zoals in het oude feministische liedje: “In Holland staat een huis. En in dat huis daar woont een man. En die man die slaat zijn vrouw. En die vrouw die slaat het kind. En het kind dat knijpt de poes. En de poes die vreet de muis, in Holland staat een huis”. Maar in de Arabische samenleving ligt de eerste oorzaak toch in een bijzonder patriarchale samenleving, waar mannen het hoofd van de grootfamilie vormen en vrouwen een ondergeschikte positie innemen.
In Haaretz stond 21 juni jongstleden een artikel speciaal over Arabische vrouwen in Israël die er toe worden overgehaald of gedwongen met geestelijk gehandicapte mannen te trouwen. Het gaat meestal om vrouwen uit arme gezinnen, met weinig opleiding, die eind twintig, begin dertig nog niet getrouwd zijn en bang zijn over te schieten. In een maandblad uitgegeven door het ministerie van Arbeid staat voor het eerst een onderzoek waarbij twaalf Arabische vrouwen zijn geïnterviewd over het hoe en waarom van zo’n huwelijk. Driekwart van hen was zich niet bewust van de handicap van hun aanstaande, die ze een of twee keer hadden gezien, onder het wakend oog van de familie. Zes van de twaalf vrouwen zeiden dat er druk op hen was uitgeoefend om toe te stemmen in het huwelijk. De meeste vrouwen zeiden ja omdat ze graag echtgenotes en moeders wilden worden en wilden ontsnappen aan de lage status die ze als ‘oude vrijsters’ hadden. Economisch en sociaal gingen ze er op vooruit en het huwelijk was de enige manier om sex te hebben en kinderen te krijgen Ze voelden wel dat er “iets vreemds” was aan hun toekomstige echtgenoot, maar ze begrepen zijn conditie toch niet echt. Een meerderheid van de vrouwen zei dat hun broers zich actief bemoeiden met hun uithuwelijking.
Toch blijken deze gearrangeerde huwelijken niet altijd ongelukkig te zijn. Ook al zijn de vrouwen eerst teleurgesteld, sommigen van hen ontdekken later dat ze meer zelfstandigheid en macht hebben dan andere Arabische vrouwen. Ze zijn in feite hoofd van het gezin, niet afhankelijk van een man die bepaalt wat ze wel en niet kunnen doen. Meestal is de familie van de bruidegom welvarender dan die van de bruid, dus de vrouw is financieel beter af en beheert het gezinsbudget. Ze beslist zelf waar ze het geld aan uitgeeft. Wel heeft ze de zorg voor een geestelijk gehandicapte man, maar zijn familie is haar dankbaar en springt meestal wel bij met hulp. De 35-jarige Yasmin zegt: “Ik behandel hem alsof hij een van mijn twee kleintjes is. Ik heb dus drie kinderen. Dat vind ik niet erg. Al mijn vriendinnen zouden graag zo vrij zijn als ik, zonder dat hun man en zijn familie bepalen wat zij wel en niet kunnen doen.” Ze voegt er aan toe dat ze van haar man houdt, hij is een goed mens en tegenwoordig ziet ze in dat hij een geschenk is dat Allah haar heeft gestuurd.
Natuurlijk loopt het niet altijd zo goed af. De afgelopen maand werd een jonge vrouw uit het bedoeïenenstadje Lakiya in de Negev-woestijn vermoord door drie mannelijke familieleden. Hanan al-Bahiri was getrouwd met een gehandicapte man. Een van haar ooms had het huwelijk gearrangeerd en de bruidsprijs betaald. Nadat ze op haar verzoek was gescheiden van haar man, voegde haar oom haar toe “dat ze maar thuis bij haar moeder moest blijven rotten en haar mond moest houden”. Zou ze dat niet doen, ging ze de straat op, dan wist ze wat er zou gebeuren. Omdat de bruisschat moest worden terugbetaald aan de oom was Hanan toch van plan te gaan werken. Op een avond werd ze op weg naar huis ontvoerd en later vermoord. De politie heeft de daders weten te vinden, hun motief was de angst dat Hanan de familie in opspraak zou brengen doordat ze ging werken en misschien zou gaan daten met andere mannen. Eerwraak dus. Hanans moeder vertelt dat het gezin, sinds zij naar de politie ging om aangifte te doen van de verdwijning van haar dochter, bedreigingen ontvangt. Haar andere kinderen durven niet maar naar school te gaan.
De vrouwen uit het onderzoek komen uit Arabische dorpen in het noorden van Israël. Hanan al-Bahiri kwam uit Lakiya in de Negev. Geen van hen van de Westelijke Jordaanoever of de Gazastrook.