De afgelopen tien dagen ben ik op onregelmatige tijden in het Sha’are Tsedek-ziekenhuis geweest om A. te bezoeken, een Spaanse vriendin die ik al meer dan twintig jaar ken. Ze bracht haar kinderjaren door in Sevilla, in Tanger (waar ze op een Franstalige nonnenschool zat, ze spreekt ook vloeiend Frans) en in Barcelona. Als tiener kon A. slecht opschieten met haar moeder (een van oorsprong katholieke vrouw, die vanwege haar huwelijk Joods was geworden en, leuke anekdote, regelmatig tot Maria bad om haar te helpen bij het houden van de mitswot). A. wilde weg, naar Parijs of Londen, om haar creatieve vleugels uit te slaan en aan een kunstacademie te gaan studeren. Maar die grote wereldsteden vond haar vader te link voor zijn dochter en hij gebruikte zijn Joodse netwerk om haar naar Israël te gidsen. Zo kwam ze, negentien jaar jong, in haar eentje op alija naar Israël. A. tekent en schildert, en is ook een ambachtelijk kunstenares die fraaie tassen maakt, en zelfontworpen kleding. Maar haar kunstzinnige leven stond altijd in de schaduw van het werk dat ze moest doen voor de parnassa: als typiste, als gastvrouw bij filmfestivals, als nachttelefoniste bij een chique hotel. Later ging ze als kleine zelfstandige kleurige tassen, hoeden en mutsen maken, en eenvoudige, hippie-achtige kleding. Om die te verkopen sleepte ze met zware koffers naar markten en bazaars. Daarnaast bleef ze voor zichzelf tekenen en schilderen. Vroeger kreeg ze soms een opdracht voor een muurschildering (waarvoor ze natuurlijk veel te weinig geld vroeg), of voor het fantasievol beschilderen van een kinderkamer.
Ongeveer twee jaar geleden werd bij haar eileiderkanker gediagnosticeerd. Een vorm van kanker die ‘the silent killer’ wordt genoemd, omdat je er aanvankelijk niets van voelt en als er een diagnose gesteld wordt, het meestal al te laat is. A. heeft het hele traject ondergaan van operatie, chemotherapie en opnieuw operatie, maar de tweede chemotherapie heeft ze geweigerd. Ze was er te beroerd van geworden. Ze was vastbesloten met alternatieve genezingsmethoden en een suikervrij biologisch dieet de groei van de kankercellen te stoppen of in ieder geval te vertragen. Zo’n driekwart jaar lang leek ze daar in te slagen. Tot het niet meer lukte.
Nu ligt ze in het Sha’are Tsedek-ziekenhuis op de afdeling oncologie, die bekend staat om de goede palliatieve zorg. (Actieve euthanasie is in Israël niet toegestaan, in overeenstemming met de religieuze overtuiging dat het leven heilig is en dat alles moet worden gedaan om het leven te behouden. Dat wil niet zeggen dat er geen morfine wordt gegeven die de pijn verzacht en het sterven kan versnellen). A. is mager en doorschijnend. Ze wordt behandeld door dr. Cherney, het hoofd van de afdeling, een arts met hart voor zijn patiënten. Ze had hem zelf uitgekozen als behandelaar (eerst had ze een ander), toen ze zag hoe hij in de gang van het ziekenhuis zijn arm om een patiënt sloeg die moeite had met lopen. Ook doet Cherney iedere dag persoonlijk de ronde op de afdeling, vaak zelfs op sjabbat.
Ik ben onder de indruk van de steun die kankerpatiënten hier krijgen. Toen ze nog zelfstandig woonde, kreeg A. via een speciale organisatie gesprekken met een gespecialiseerde psychologe. Daarnaast kon ze bij die organisatie een schildercursus volgen, en ze leerde er lotgenoten kennen. Toen ik vorige week op bezoek was, verscheen een jonge vrouw aan haar bed, met een mooie rustige energie, die haar spirituele begeleidster bleek te zijn. Er bestaat een opleiding in Jeruzalem tot ‘Soul Midwife’ vrouw (misschien ook mannen, dat weet ik niet). Cursisten worden opgeleid om stervenden te begeleiden naar de niet-fysieke wereld. De vrouw aan A.’s bed bleek het hoofd van deze opleiding te zijn.
Tegenover al dat goede staat dat het een beetje een rommeltje is op de afdeling, wat armoedig vergeleken met Nederlandse ziekenhuizen. Zo is er te weinig personeel - vooral op sjabbat - dat te veel moet doen. Ook bieden de kleine kamers, die door drie patiënten worden gedeeld, nauwelijks privacy: alle deuren staan wijd open, echt Israëlisch. Om bij A.’s bed te komen, moet je langs twee zieke bejaarde vrouwen lopen, hun lichamen lijken bijna gemummificeerd. Er zijn wel gordijnen om de bedden, maar die zijn meestal open en de ruimte tussen de bedden is miniem. Wat wel weer prettig is: er zijn geen vaste bezoektijden, je mag op elk uur van de dag op bezoek komen.
Hoe dichter je bij de dood komt, hoe ontluisterender het wordt, ondanks alle palliatieve en spirituele zorg. Gaf de oncoloog A. aanvankelijk nog een prognose van twee maanden à twee jaar, nu, drie maanden later, wordt nog maar in weken of dagen gedacht. Ze staat op de lijst om naar het Franse Hospice te gaan, vlakbij de Oude Stad, maar daar is op het ogenblik nog geen plaats. (Vlakbij het hospice is trouwens net een aanslag gepleegd). A.’s broer is al een week aanwezig om afscheid te nemen en haar beste vriendin J. is uit Londen komen vliegen en is iedere dag bij haar, soms blijft ze zelfs ’s nachts in de kamer slapen. Zij is eveneens bezig met de opleiding tot ‘Soul Midwife’, die kennelijk in Engeland is begonnen, en ze is een enorme steun voor A. en voor mij, want de confrontatie met het sterven van iemand die jonger is dan ikzelf is niet gemakkelijk voor me. Eergisteren stonden we samen aan A.’s bed, nadat we hadden geassisteerd bij het verschonen van het beddengoed, en neurieden we zachtjes niggoeniem voor haar (woordloze melodieën) waarbij ze in slaap viel. G’d geve dat haar transitie naar de wereld van het Licht zo rustig en gemakkelijk mogelijk mag zijn.
Zie de website van Felicity Warner.
Boeken van Felicity Warner: A Safe Journey Home en The Soul Midwives’ Handbook.