Deze week heb ik een bijzondere documentaire gezien, Weapons of the Spirit, over een Frans boerendorp tijdens de Tweede Wereldoorlog. De inwoners van dit dorp, Chambon-sur-Lignon in de Auvergne, waren trotse protestanten, nazaten van de Hugenoten. De Hugenoten werden vanaf de zestiende tot en met de vroege achttiende eeuw vervolgd door de rooms-katholieke kerk; ze vluchtten in die tijd onder andere naar Zwitserland, Nederland, Canada en Zuid-Afrika. Ze waren meestal goed opgeleid en hun geloof was vrij universeel, meer gericht op ‘de mensheid’ dan op een bepaalde christelijke factie. De film is gemaakt door Pierre Sauvage, een na de oorlog in New York opgegroeide Jood, die in Chambon werd geboren toen zijn ouders daar waren ondergedoken.
Tijdens de oorlog liep er een breuklijn door Frankrijk: het noordelijke deel was bezet door de nazi’s, terwijl het zuidelijke deel ‘Vichy-Frankrijk’ onder maarschalk Pétain, een oude held uit de Eerste Wereldoorlog, een semi-autonomie behield maar wel collaboreerde met de nazi’s. Na 1914-’18 waren veel Oost-Joden naar Frankrijk gevlucht; in 1927 werden ze tot Fransen genaturaliseerd. De Vichy-regering nam deze eerste generatie Franse Joden hun nationaliteit echter weer af. Zij waren de eerste slachtoffers van de anti-Joodse decreten.
Chambon-sur-Lignon ligt in een geïsoleerd, bergachtig gebied, ruim tweehonderd kilometer van de grens met Zwitserland. Chambon en de dorpen er omheen hebben tijdens de oorlog ruim vijfduizend Joden, onder wie veel kinderen, verborgen en beschermd. Het inwonertal van het dorp werd ongeveer verdubbeld! En er werd niet over gesproken of over gepocht, terwijl het wel een arme boerenbevolking betrof, die opeens een dubbel aantal monden moest voeden. Joodse vluchtelingen kwamen aan op het stationnetje, waar dorpsbewoners hen opvingen en onderbrachten bij gezinnen in het dorp, op boerderijen en ten slotte ook in een speciaal jeugdtehuis. De Joden werden totaal opgenomen in de dorpsgemeenschap, zonder dat er pogingen werden gedaan hen te bekeren. (Integendeel: het enige bekeringsgeval is dat van een christelijke tiener uit Chambon, op wie de verwoesting van de Sjoa zo’n diepe indruk maakte dat hij later Joods is geworden en in 1963 met zijn Joodse vrouw op alija is gekomen. Over deze man, Abraham Livini, auteur van het boek The Return of Israel hoop ik een andere keer te schrijven.)
De initiatiefnemers van de verzetsoperatie in Chambon waren dominee André Trocmé en zijn vrouw Magda. Trocmé was door de protestantse kerk naar het afgelegen dorp gestuurd om zijn pacifistische beginselen, die niet populair waren binnen de kerk. De dag nadat Frankrijk capituleerde voor nazi-Duitsland had Trocmé zijn parochie opgeroepen zich als chistenen met de “wapens van de geest” te verzetten tegen het gewelddadige nazi-regime. “Wij kennen geen Joden, wij kennen alleen mensen”, zei hij tegen de nazi’s en de Gestapo. Pierre Sauvage voert in de film veel gesprekken met de nog levende oude dorpsbewoners. Rustige, solide mensen die verbaasd zijn dat er zo’n ophef over hen wordt gemaakt: “we deden gewoon wat je moest doen”. Wat naast hun christelijke waarden zeker meespeelde, was hun eigen herinnering aan een geschiedenis van vervolging. Bovendien hadden ze een speciale relatie met Joden, die ze beschouwden als Gods volk, het Volk van het Boek. Ze waren vertrouwd met het Oude Testament (Tenach), in tegenstelling tot de meeste katholieken.
In november 1942 landden de geallieerden in Noord-Afrika en vanwege die dreiging bezetten de nazi’s toen tevens Vichy-Frankrijk, wat de situatie in Chambon ernstiger maakte. Maar politie of regeringsbeambten die naar Joden kwamen vragen, kregen de kous op de kop. In februari 1943 werd dominee Trocmé tezamen met dominee Theis en schoolhoofd Darcissac gearresteerd en naar een interneringskamp gestuurd, maar beide dominees kwamen na vier weken weer vrij. Daarna moesten ze allebei wel onderduiken. In juni 1943 viel de Gestapo het kindertehuis annex middelbare school in Chambon binnen en arresteerde een aantal leerlingen en ook hun leraar, Daniel Trocmé, een neef van de dominee. Hij had kunnen ontsnappen door te verklaren dat hij geen Jood was, maar hij ging met de jongeren mee. De leerlingen werden in Auschwitz vermoord. Daniel kwam terecht in het concentratiekamp Majdanek, waar hij door de SS werd vermoord. Eind 1944 werd Frankrijk bevrijd en hadden duizenden Joodse onderduikers in Chambon en omgeving de Sjoa overleefd.
In een interview met Bill Moyers (op Internet) vertelt Sauvage dat hij aan deze documentaire begon toen hij midden dertig was. Opgroeiend in New York wist hij niet eens dat hij uit een Joods gezin kwam. Zoals veel overlevenden na de Sjoa hadden zijn ouders volkomen afstand genomen van hun Joods-zijn. Dat vertelden ze hem pas toen hij achttien werd. “Ik werd de wereld ingestuurd als ‘niets’ zegt hij, ik was geen christen, ik was gewoon ‘niets’.” (Iets dat ik herken en met mij waarschijnlijk wel meer leden van de naoorlogse Joodse generatie.) Voor Pierre Sauvage was het maken van deze film mede een zoektocht naar zijn eigen identiteit: wie ben ik, wat voor verleden heb ik. Hij zag dat de dorpsbewoners van Chambon een stevige identiteit hadden, een gevoel van eigenwaarde, gebaseerd op hun geloof en dat ze vandaaruit hun verzet pleegden. Sauvage erkent dat hij een pessimistische kijk op de wereld heeft – niet zo vreemd voor een tweede generatie Jood - maar hij zegt: “Verhalen zoals over Chambon, over redders, zijn een soort van hekwerk waaraan je je kunt vasthouden terwijl je het kwaad in de wereld in ogenschouw neemt.”
In 1990 erkende Yad Vashem Chambon en de omliggende dorpen collectief als Rechtvaardigen onder Volkeren. In 2007 werden veertig mensen uit verschillende dorpen individueel erkend door Yad Vashem.