Maandag 14 april om 11 uur kon je halachisch gezien je laatste chameets verbranden in Jeruzalem. Toen ik de voordeur opende, rook ik al snel de lucht van verbrande toast. Natuurlijk was ik weer veel te laat met mijn stuk keihard natuurdesembrood. En trouwens, zou dat wel branden zonder doordrenkt te zijn van spiritus? En ik had helemaal geen spiritus. Is dat trouwens wel halachisch toegestaan? Zo piekerend liep ik verder en stuitte op een vuurtje waar een ultra-orthodox gezin de laatste teksten prevelde. Ik durfde me er met mijn homp brood niet meer bij te voegen, liep door en gooide het brood later slinks in een vuilcontainer. Maar toen ik terugkwam, stond Oded, de vroegere assistent-rabbijn van reformsjoel Kol Hanesjama, met zijn jonge vrouw en dochtertje, bij het inmiddels gegroeide vuur, nog van alles te verbranden: eigen brood, en brood van opa en oma, en crackers … Ik bleef er bij staan en wachtte tot ook zij teksten dat alle chameets nu verbrand was en over het hoofd geziene resten niet meer meetelden, hadden uitgesproken. Oded probeerde het vuur te doven, dat lukte niet zo erg en ik bood aan water te halen. Toen ik terugkwam met een volle emaille aardappelemmer stonden er twee Amerikanen hun chameets er op te gooien en brandde het vuur lustig. Oded en gezin vertrokken, ik ging de krant kopen en vroeg de jongens om de emmer na het blussen in de struiken te verstoppen, want zo’n Hollandse emmer is een begerenswaardig voorwerp. Bij terugkomst hadden weer anderen er brood en knäckebrot op gegooid (mijn arme stuk zuurdesembrood wentelde zich waarschijnlijk in de vuilcontainer om van schaamte). Na nog een half uur bluste een van de Amerikaanse jongens de smeulende resten met goed gedoseerde scheuten en kon ik terug naar huis.
Maandagavond 21 april werd er een Mimoenaviering met Arabieren en Joden samen gehouden, in de openlucht, bij het gerestaureerde Oude Treinstation en georganiseerd door de IRAC, het Israëlisch Religieus Actiecentrum, de activistische arm van de reformbeweging. Mimoena is het feest dat Joden in Marokko vroeger de avond na de Pesachweek vierden, om de terugkeer van het eten van chameets te markeren. Hun Arabische buren werden dan thuis uitgenodigd, en die brachten cadeautjes mee en meel voor het maken van moefleta’s, zoete Marokkaanse flensjes.
Het bleek een swingende avond te zijn, met een gemengd Arabisch-Israëlische band, mooie opzwepende oriëntaalse muziek, ik telde twee oud-spelers, een violist, in de ritmesectie twee verschillende bongo’s, iemand op een tamboerijn en twee vrouwen die niet nader thuis te brengen elektronische instrumenten bespeelden. Een van de bespelers van de oud, Iman Salah Adin, een man met een prachtige zilvergrijze haardos, beschikte ook over een geweldige stem. Een tweehonderdkoppig publiek zat op plastic stoeltjes te luisteren, of begon te dansen, aangevoerd door een in rijk versierde gewaden gekleed dansend paar. Het waren niet alleen jongeren die dansten, ook enkele senioren kwamen enthousiast in beweging - er was überhaupt een gemengd publiek qua leeftijd, etnische afkomst en graad van religiositeit. De beloofde moefleta’s waren helaas al op toen ik arriveerde, maar er waren nog gekleurde marsepeinen snoepjes en er was heel veel thee met nana. Na een warme chamsin-dag was de avond onverwacht koud (woestijnnacht), dus er moest wel gedanst worden om warm te blijven!