Het labyrintische complex van Hebrew Union College wordt bekroond met een koepelzaal die van buitenaf aan een reusachtige diamant doet denken. Van binnenuit heb je door al het glas een panoramisch uitzicht op de muren van de Oude Stad, waar hier en daar torens of koepels bovenuit steken. Op een braakliggend stuk grond midden in de wijk Mamilla worden nu luxe appartementen gebouwd. Dat is het enige dat er tegenwoordig nog gebouwd wordt in Jeruzalem. Je vraagt je af waar, midden in de financiële crisis, de bewoners van al die luxe complexen vandaan moeten komen. De Amerikaanse Liberaal-Joodse gemeenschap heeft in ieder geval een toplocatie gescoord.
Hier organiseert het Ministerie van Toerisme vandaag een pre-Kerst receptie voor de geestelijke leiders van alle Christelijke gemeenschappen in Jeruzalem. Dat zijn er een heleboel, 99% mannen, meest in het zwart gekleed. De rooms-katholieke bisschoppen hebben een paars-rood keppeltje op en soms een groot goudkleurig kruis op maaghoogte, er zijn protestanten van allerlei slag, met zo’n klein stukje witte domineesboord van voren, Armeense patriarchen die er met hun puntige zwarte mutsen uitzien als een negatief van een Ku Klux Klan-lid, Grieks-katholieke patriarchen met doosachtige hoofddeksels, monniken in bruine pijen, en daartussen persmensen met bloknootjes, veiligheidsmensen en een aantal fotografen – daar wel voor de helft jonge vrouwen - met indrukwekkende lenzen op hun camera’s.
Opvallend in dit gezelschap is een drietal oude, waardige, zwartbruine mannen in lange gewaden, hier en daar versierd met wat goud. Dat blijkt de Abun (patriarch) van de Ethiopisch-orthodoxe Kerk te zijn, met twee andere hoogwaardigheidsbekleders. Alleen de Abun spreekt Engels. Deze kerkgemeenschap dateert uit de vierde eeuw van de gebruikelijke jaartelling. Ze hebben een kerk in de Ethiopiëstraat, maar ook een kleine donkere kapel in de Heilige Grafkerk. (De Grafkerk is in een groot aantal religieuze facties opgesplitst, die hun territorium tot op de centimeter in de gaten houden; om de vrede te bewaren, wordt de sleutel van de kerk beheerd door een vooraanstaande Moslimfamilie).
Toch vormen ze een soort familie, al deze uiteenlopende Christelijke leiders, er wordt hartelijk begroet en gepraat met elkaar. Ik schiet maar eens zo maar iemand aan, een jongeman met zo’n domineesboordje. Dat blijkt een Nederlander te zijn, van de World Evangelical Alliance, een organisatie die 600 miljoen evangelische gelovigen vertegenwoordigt. Hij komt uit Groningen, vertelt hij, en oorspronkelijk uit een gereformeerd gezin. We kletsen nog wat door en dan blijkt dat we een gezamenlijke vriend hebben, A., die uit Iran kwam en jaren in Amsterdam heeft gewoond, en nu alweer jaren in Jeruzalem. De wereld is klein. Ik leerde A. in Amsterdam kennen, hij was deel van onze groep die, geïnspireerd door de chavura-beweging van reb Zalman-Schachter, eens in de zoveel tijd bijeenkwam om bij thee en taart de parasja van de week te bestuderen. Een keer zijn we daarna met de hele chewre naar de sauna in de Kosmos gegaan, in mijn herinnering een hoogtepunt – de Joden namen de sauna over!
Er wordt niet alleen gekletst onder het genot van koffie, thee en lekkere hapjes, er zijn ook sprekers. De overste van het Shepherd’s Field klooster in Beit Sahur vervangt de leider van de Grieks-orthodoxe kerk, Theophilus III, en leest diens tekst voor. De tweede spreker zou de Apostolische Nuntius zijn, aartsbisschop Lazzarotto Giuseppe, maar die heeft de voorkeur gegeven aan een uitnodiging van de Jordaanse koning Abdullah, dus ook hij wordt vervangen. De sprekers zijn niet erg interessant, het gaat over Jeruzalem als religieus hart van de wereld, en over de vrede die er toch echt moet komen, en over de moeilijke omstandigheden waaronder de Christelijke kerken hier soms moeten werken. (De Christelijke bevolking krimpt, vooral in de Palestijnse gebieden trekken Christenen weg, maar ook uit Israël. In Jeruzalem zijn incidenten geweest met charedi-Joden die Armeense geestelijken bespuugden). De Custodian (Behoeder) van het Heilige Land, Pierre Batista, in een eenvoudige bruine monnikspij, houdt het zakelijker en meldt dat het pelgrimtoerisme naar Israël is toegenomen, ondanks de economische crisis en de gespannen situatie in het Midden-Oosten. Jurgen Buehler, de Duitse directeur van de Internationale Christelijke Ambassade, vertelt dat hij als jonge student natuurkunde naar Jeruzalem kwam; hij is dus één van de velen die er nooit meer weggingen. Uzi Landau, de Minister van Toerisme, sluit de rij; hij ziet er uit als een mannetje dat Wim Bijmoer tekende bij een vers van Annie M.G. Schmidt: ‘Meneer de Snoo uit Hengelo, die handelt in tapijten’. Landau wijst op de religieuze vrijheid die gelovigen van alle soorten en maten in Israël hebben, dit in tegenstelling tot de omringende landen. Er is natuurlijk ook concurrentie gaande tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, wie er het meest tegen de kerken kan aankruipen ... Ik lees later op de dag dat president Abbas, net als zijn voorganger Arafat, in zijn kerstrede Jezus als Palestijn inlijft. Helaas maken in de Palestijnse gebieden de Christenen nog maar 8% van de bevolking uit, en in Gaza een halve procent. Ze vertrekken doordat ze worden bedreigd door hun Moslimburen, maar ook doordat de afscheidingsmuur het handeldrijven enorm bemoeilijkt. Kortom, ‘vrede op aarde en in alle mensen een welbehagen’ is ook in het Heilige Land nog niet helemaal bereikt.