Boodschappen naar huis slepen op de vrijdag voor Rosj Hasjana. Want God verhoede, je zult niet genoeg te eten hebben al die drie dagen. Om acht uur ’s ochtends is de biologische boerenmarkt op Emek Refaiem vast nog stil. Een enorme rij mensen die hetzelfde hebben gedacht, slingert zich rond de tafels met tomaten, broccoli, zoete aardappels, druiven enzovoorts. Gelukkig staan er een groter dan normaal aantal jonge mensen bij de geldlades waar je kunt betalen. Ik krijg een trosje biologische druiven cadeau. Die ik later met mijn Nederlandse naamgenote en logée Eva X. bij het ontbijt eet.
Vrijdagavond, op weg naar vegetarische potluck-sjabbatmaaltijd. Met een grote pan groente curry. Kan het adres niet vinden, onvolledige aanwijzingen gekregen. Het is al donker. Bij het oversteken van een kruispunt struikel ik – Jeruzalemse weg vol oneffenheden – en pletter tegen de grond. Fors bloedende knie en tranen, ik blijf het liefst nu maar liggen. Mijn pan met eten! Maar die heeft het zonder butsen, rechtopstaand, overleefd. Twee mensen rapen me op en zetten me op een bankje. Amerikaanse man blijft bij me, vraagt hoe het gaat. Deze modern-orthodoxe engel kent de straat waar ik heen moet. Draagt mijn pan en verzoekt mij op zijn arm te leunen bij het lopen. Onderweg kletsen we gezellig. Hij heeft een half jaar gelden alija gemaakt met vrouw en kind, en waar kom ik vandaan? Na “Amsterdam” wordt er meestal gevraagd of ik x of y ken, wat bijna nooit het geval is. Maar deze keer – ken ik Moshe X? Ja, dat is de zoon van Eva X! Hij begint een lofzang op Moshe die is ingehuurd bij het Feuerstein Instituut en als begeleider van zijn 25-jarige autistische zoon werkt. Die loftuitingen zal ik M. vertellen. Met hulp van de Amerikaanse engel vind ik tenslotte het juiste adres.
Zaterdagavond, eerste avond Rosj Hasjana. Met een klein, uitgelezen gezelschap, onder wie drie rooms-katholieke gasten, rest Joods met Britse achtergrond, en ik. Twee mensen aan tafel zijn veganisten, de rest vleeseters, en iedereen krijgt aangepaste borden heerlijk voedsel voorgeschoteld. Ons van tevoren gemailde huiswerk: een positieve ontwikkeling van het afgelopen jaar noemen, hetzij op algemeen of op persoonlijk vlak. En wat we het komende jaar 5780 van plan zijn of waar we op hopen. Drie van ons noemen de groeiende bewustwording bij jongeren over de klimaatcrisis, waarbij Greta Thunberg als gangmaker geldt. Al is een van ons, programma directeur van het Tantur Instituut (oecumenische instelling voor hogere theologische studies, gelokaliseerd tussen Jeruzalem en Bethlehem, opgericht in 1972, beheerd door de universiteit van Notre Dame) somber over een werkelijke doorbraak: “dat is even een rage bij jongeren en dan vergeet iedereen het weer.” En waar we het komend jaar op hopen? “Vrede” zeg ik, “of als dat teveel gevraagd is, in ieder geval stabiliteit.”
Maandagochtend Rosj Hasjana dienst in Kol Hanesjama, reform sjoel met nieuwe rabbijn, Oded Mazor, relaxte dertiger met lang haar in paardenstaart. Plus een prachtig zingende chazzaniet, en musicus Boaz op gitaar (zie foto’s). Een stampvolle sjoel, bijna iedereen in het wit; een bijzondere sfeer. Oded spreekt een interessante droosje uit rond het thema ‘magal’ dat cirkel betekent, maar hij gebruikt het ook in de betekenis van je eigen besloten ‘bubble’. Het komt er op neer dat we uit onze eigen kleine cirkel moeten stappen, zowel binnen de sjoel als daarbuiten, de hand reiken naar mensen die ‘anders’ zijn, in welk opzicht dan ook. Na de dienst is er een kidoesj, met door de sjoelgangers meegenomen appels die royaal in honing worden gedoopt, ander fruit, koekjes en cakes. Ik loop naar huis, en zie overal mensen in het wit rondlopen, velen met een doos of pan met voedsel, onderweg naar hun gastvrouw/gezin. De gabbaiet van Kol Hanesjama komt bij mij lunchen.
Dinsdagochtend vroeg. Mijn gewonde knie is nog steeds pijnlijk en dik. Ik loop op straat om oud papier in een container te gooien. Er komt een langzaam rijdende lesauto voorbij, met twee jonge Arabische vrouwen er in, eentje rijdt, naast haar de instructeur, achterin zit een tweede vrouw. Ik glimlach naar de chauffeuse. Later loop ik terug en zie de auto stilstaan, terwijl een jongeman met talliet over het hoofd heftig op de bestuurster staat in te praten. Hij zegt dat ze daar niet mag rijden op Rosj Hasjana, dit is een Joodse buurt en het stoort hem, “ik ga ook niet staan eten op straat als het Ramadan is.” Ik bemoei me er mee; hij zegt dat ik mijn mond moet houden. Enorm rode lap voor mij natuurlijk, ik zeg dat ik ook Joods ben en datija (niet geheel waar) en dat ik er niets op tegen heb dat zij daar rijdt. Hij loopt tenslotte door. De inzittenden van de auto bedanken me.
De ochtenddienst van Nava Tehila, de groep onder leiding van reb Ruth Gan-Kagan, is fantastisch. Onder het groen van oude bomen, in de tuin van het Natuurmuseum. Met een zachte bries die je langs je huid voelt strijken op deze behoorlijk warme dag. Toch vergeet ik niet dat het ook Jom HaDin is, de Dag van het Oordeel, van de Gerechtigheid: “Be-Rosj Hasjana jikatévoen – oeve JomTsom Kipoer jechatémoen … (Op Rosj Hasjana wordt het oordeel geschreven en op Jom Kipoer wordt het bezegeld: “Wie zal leven en wie zal sterven, wie door vuur zal omkomen en wie door water …”). Michael Kagan, Ruth’s echgenoot, is de ba’al sjofar. Hij weet er zoveel verschillende tonen aan te ontlokken: schreeuwend, klaaglijk, gebroken, bijna fluisterend, nog nooit zo’n genuanceerde sjofarblazer gehoord. Iedereen luistert doodstil, velen met gesloten ogen. Na de laatste lange toon breekt er gejuich uit.
Een laatste lunch bij A., op haar door bomen beschaduwde terras, sluit deze Rosj Hasjana volmaakt af. ’s Avonds nog een incident dat goed laat zien welke breuklijnen er door de Israëlische samenleving lopen – zie de uitkomst van de net gehouden verkiezingen. Y., die seculier is, vertelt dat ze na het uitgaan van de feestdag in hemdje en wijde broek op straat liep en staande werd gehouden door een ultra-orthodoxe man met een sjofar: “Heb jij de sjofar wel gehoord?!” (bestraffende toon) waarna hij een andere voorbijganger een witte keppel op het hoofd drukte en de sjofar aan zijn lippen zette. Ik kreeg bijna de slappe lach van de beschrijving, maar Y. was not amused.
Sjana tova en voor Jom Kipoer: g’mar chatima tova.