In 1996 schreef Shimon Peres, die na de moord op Rabin automatisch premier was geworden, vervroegde verkiezingen uit, nadat hij met een invasie in Libanon had bewezen behalve een vredesduif, ook een echte Israëlische havik te kunnen zijn. De verwachting was dat hij het gemakkelijk van zijn nemesis Netanjahoe zou winnen. ’s Avonds nam ik deel aan een ‘spirituele vrouwengroep’: we deelden onze hoop dat Peres premier zou blijven en het vredesbeleid van Rabin zou kunnen voortzetten – en we beëindigden de zitting met twintig minuten van stille meditatie. Toen dat voorbij was zei een van de vrouwen: “Ik kan er niets aan doen, maar bij mij kwam steeds die kop van Bibi op.” Ik hield dat in gedachten (zoals Jacob deed bij de droom van Joseef over de zon, de maan en de korenschoven). Maar in de voorlopige uitslagen had Peres een ruime voorsprong. Eenmaal thuis ging ik gerust slapen, om ’s ochtends wakker te worden en verbijsterd te horen dat Netanjahoe had gewonnen.
Afgelopen vrijdag stond er een artikel van Amos Oz in Ha’aretz ‘Dreams Israel should abandon’, een bijna wanhopig stuk over de urgentie van een twee-staten oplossing nu dat nog kan - hij ziet niets in het ‘managen van het conflict' en voorziet dan uiteindelijk een door ‘fanatieke Joden’ beheerste apartheidsstaat, of een ‘Arabische staat van de Jordaan tot de zee’. Ik heb het artikel doorgestuurd naar mijn lijst mail-contacten en kreeg er een paar reacties op, mijn eigen kleine steekproef. Voorspelbare reacties. Mijn Nederlandse vrienden, Joods en niet-Joods: helemaal eens met Amos Oz; gemakkelijk genoeg als je in een vreedzaam land woont, ver weg van de dreigingen hier. Een orthodoxe vriend van Nederlandse afkomst die in Israël woont, had geen goed woord over voor de schrijver (die hij overigens niet kent, hij vroeg zich af of de man wel in Israël woonde, de kaart van het land wel kende): “Kent (Oz) de geschiedenis van het zionisme wel, dat er nooit Arabische leiders voor een Joodse aanwezigheid hier waren? Het is zo’n getto-mentaliteit om te denken dat als wij maar aardiger zijn, ze wel van ons gaan houden. De Asjkenazische bevolking is eindelijk genezen van zijn naïviteit door het Gaza-debakel. Maar (Oz) niet, daarmee is hij een malloot.” Als bewonderaar van Wim Kan eindigde hij zijn reactie met: “Rabin experimenteerde met een wolf en een schaap in één kooi en het ging heel goed. Kostte veel schapen, maar ging heel goed.” Een andere vriend, Chassied, ook vanuit Nederland op alija gekomen, bedankte me voor het toezenden van het artikel en schreef: “Ik denk dat het, ook mét een Palestijnse staat, oorlog wordt. Wat natuurlijk niet betekent dat ik tegen vrede ben, maar ik schat het somber in.” Een seculiere Britse vriendin in Jeruzalem mailde ten antwoord: “When in doubt, vote Meretz.” Een andere Britse vriendin die veertien jaar in Israël heeft gewoond en hier haar gioer heeft gedaan (Joods is geworden), maar ten slotte is teruggekeerd naar haar familie in Londen, hoopte dat de Israëli’s deze keer zouden kiezen voor Herzog, “die een integere figuur lijkt, en niet voor de manipulatieve Netanjahoe.”
Het was een zonnige dag, de verkiezingsdag dit jaar. Mijn buren sliepen uit, om tien uur waren hun rolluiken nog gesloten. Op straat was het wonderlijk stil. Misschien maakten de meeste mensen gebruik van deze vrije dag om naar het strand te gaan. Of te gaan shoppen - soms geven kledingwinkels ter ere van de verkiezingen korting op hun assortiment. ’s Middags liep ik langs een stembureau in een school in Katamon – voor de ingang stonden allerlei groepen jongeren pamfletten uit te delen voor verschillende partijen. Het trottoir lag er mee bezaaid, met pamfletten bedoel ik, niet met jongeren. De voorlopige uitslagen ’s avonds waren spannend, de Zionistische Unie en Likoed stonden allebei op 27 zetels … Zou er toch een mogelijkheid zijn om een regering van nationale eenheid te vormen?
De volgende ochtend om half zeven zette ik mijn computer aan: Nee toch, net als in 1996 bleek het konijn dat uit de hoge hoed was getoverd, Netanjahoe te zijn, niet Herzog. Ik wilde het liefst meteen weer diep onder de dekens duiken en enige dagen niet wakker worden. Om half negen durfde ik Y. te bellen. Zij wist het al sinds drie uur ’s nachts, ze was wakker geworden, keek op haar iPhone en kon daarna niet meer slapen. We waren allebei geschokt door het idee dat er nu een nog extremere rechts-nationalistische regering kan worden gevormd, met alle gevolgen voor ons rechtssysteem, de verhouding met de Amerikaanse regering, de verhouding met de Palestijnen. Y. vertelde dat ze de dag tevoren een oude Mizrachi-vrouw was tegengekomen die beslist op Bibi ging stemmen, want ja, bitachon, bitachon, bitachon, dat was bij Bibi in goede handen! De angstcampagne die Netanjahoe de laatste dagen heeft gevoerd, met de racistische uitspraak over ‘het gevaar van de Israëlische Arabieren die massaal naar de stembus gaan’ en zijn plotselinge draai (in woorden tenminste, in daden was dat al lang duidelijk) dat er op zijn kompas nooit een Palestijnse staat gaat komen, had kennelijk effect gehad. De geest van de laatste Gaza-oorlog hangt nog als een donkere wolk boven Israël, schreef een journalist in Ha’aretz, want in de steden en dorpen vlakbij de grens met Gaza heeft de Likoed de meeste stemmen gekregen, net zoals in de armere steden. En uiteraard in de nederzettingen op de Westoever. In de welvarendste steden van Israël werd het meest op de Zionistische Unie gestemd. Wat een polarisatie: de helft van de bevolking (en een deel van mijn vriendenkring) is in juichstemming en de andere helft zit bedroefd terneder. De breuklijnen: welvarend of arm; goed opgeleid of niet; seculier of religieus, vooral messianistisch-religieus; wonend binnen de Groene Lijn of daarbuiten.
Als troost zijn Y. en ik samen gaan ontbijten in een van de vele leuke koffiecafeetjes die Jeruzalem kent. Zodat we de rest van de dag weer aankonden.