Zodra ik weer op Nederlandse bodem sta, wissel ik het ‘gebed voor de reiziger’, dat in een doorzichtig vakje in mijn portemonnee zit, om voor een papiertje met verboden (treife) e-nummers; aanpassing nummer een. Ik vergeet meestal mijn Israëlische kleingeld uit mijn portemonnee te halen en sta dus later in de supermarkt tien-shekelstukken te geven in plaats van euro's, of onhandig de stuivers te zoeken tussen de agorot.
Er valt de eerste dagen veel te vergelijken. De reactie op de orkaan die de Filipijnen heeft getroffen, bijvoorbeeld. Nederland opent een bankrekeningnummer om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de orkaan. Ik hoor op de radio dat sommige mensen niets willen geven, omdat ze vrezen dat het geld in de verkeerde zakken terecht zal komen. In Israël wordt dat soort publieke hulpacties niet op touw gezet (je wordt daar al iedere avond opgebeld door een of andere om donaties vragende binnenlandse organisatie), maar er is wel op 10 november een militair reddingsteam (van het Home Front Command) afgereisd om te bekijken hoe men het beste hulp kan verlenen. De rampenorganisatie IsraAid heeft daarnaast een noodteam naar de stad Tacloban gestuurd, in het gebied dat het hardste is getroffen. Op 13 november is een delegatie van 147 mensen (artsen en reddingswerkers) vertrokken, voorzien van honderd ton aan medische en humanitaire hulpgoederen, met de opdracht een noodkliniek op te zetten in de stad Daanbantaya.
Ik mail M., een 86-jarige vriendin van me, die een Filipijnse 'metapelet' (verzorgster) heeft – Ann, heet ze - of haar familie in de Filipijnen veilig is, maar ik heb nog geen antwoord gekregen. M. heeft een zware hartkwaal en is te zwak om nog alleen in haar huis te kunnen wonen. Ze heeft een klein pensioen uit Australië en wat Bituach Leumi, niet genoeg om in een van de luxe particuliere bejaardentehuizen te kunnen wonen. De gemeentelijke bejaardentehuizen zijn geen optie, dat zijn echt armoedige opbergdozen, waar je met zijn tweeën of drieën een kamer moet delen. De oplossing voor bejaarden als M. is: een Filipijnse verzorgster in huis. Dat is officieel geregeld, met een werkvergunning, een vastgesteld salaris en een vrije dag per week. Zo zie je op straat veel Filipijnse vrouwen die rolstoelen duwen, of met een bejaard persoon aan de arm voorzichtig schuifelen. Veel van die vrouwen - het zijn meest vrouwen, al zie je af en toe een jongeman met een bejaarde meneer lopen - sturen van hun verdiensten een gedeelte naar huis om hun familie te ondersteunen. Hopelijk zijn die families er nu nog ...
Een aantal jaren geleden was ik op een van de kerstdagen in Bethlehem en maakte er een dienst mee met een Filipijnse priester. De kerk zat bomvol en het was duidelijk dat veel van de vrouwen troost en solidariteit zochten, zo bij elkaar in de kerk. Sommigen waren in tranen. Maar de voorganger was geen 'revolutionaire priester van het volk'. Hij sprak erover dat het werk soms moeilijk was, en de werkgevers veeleisend, en maande zijn gehoor om zich te spiegelen aan Christus, bij hem kracht en troost te zoeken (niet bij de Hotline voor buitenlandse arbeiders).
Overigens is de ramp in de Filipijnen niet het gesprek van de dag in Israël. Dat gaat meer over de jonge Israëlische soldaat die in de bus door een nog jongere Palestijn werd doodgestoken, over de begrafenis met hartverscheurende rouw, en over het in brand steken van een Palestijns huis als 'prijskaartje' voor deze aanslag door nog ongeïdentificeerde onverlaten.
Gezegend het land waar men de tijd heeft om zich langer dan een maand heel druk te maken over het al dan niet racistische karakter van Zwarte Piet ...